zaterdag 26 maart 2011

Toont de Libische crisis een democratische verzuchting aan, of legt zij de versplintering van de tribale allianties bloot?

Overwegingen van Bernard Lugan
27 februari 2011

Geen mens zal treuren om de Libische satraap die de verantwoordelijkheid draagt voor meerdere aanslagen, voor talrijke misdaden en voor de destabilisatie van hele landsstreken in Afrika. Dat mag zo zijn, maar gevoelsontladingen kunnen we beter aan de liefhebbers van oppervlakkigheden overlaten, en katzwijm aan de journalisten. Wij blijven graag bij de feiten. Het einde van Khadaffi kon wel eens gevolgen hebben waarvan wij de draagwijdte nog in de verte niet zien, maar dat einde brengt niet zozeer een democratische verzuchting aan het licht, dan wel het uiteenspringen van de tribale alchimie waar zijn macht op berustte.
Libië, anders dan Tunesië of Egypte, is met zijn grondgebied dat voor 90% uit woestijn bestaat, niet echt een Staat, maar een conglomeraat van meer dan 150 stammen, verdeeld in deelstammen en clans. Die groepen kennen traditionele en wisselende bondgenootschappen in de drie regio’s waaruit het land is gevormd, de Tripolitaanse namelijk, met de stad Tripoli die zich op Tunis richt, de Cyrenaïsche met als hoofdstad Benghazi, gericht op Cairo, en de Fezzan, met als voornaamste stad Sebba, uitgevend op het bekken van Tsjaad en de streek van de Niger.
Vanaf de onafhankelijkheid van Libië in 1951, tot aan de staatsgreep die kolonel Khadaffi in 1969 aan de macht bracht, was Libië een monarchie geleid door Cyrenaïsche stammen. Kolonel Khadaffi, lid van een kleine bedoeïenenstam van kamelendrijvers, kwam aan de macht door een multi-tribale militaire junta waarin de twee belangrijkste Libische stammen, die van de Cyrenaïsche Warfallah en de Tripolitaanse Meghara, de overhand hadden. Omdat het merendeel van de Cyrenaïsche stammen trouw bleven aan de monarchie, was het een grote politieke slag voor kolonel Khadaffi dat hij een dochter van de clan der Firkeche kon huwen, een lid van de koninklijke stam der Basara, wat hem de steun van het opstandige Cyrenaïsche gebied verzekerde.
Vandaag is aan de hand, dat heel het systeem van zijn alliantie met het Cyrenaïsche gebied in duigen ligt. De beslissende datum voor de tribale splijting van het systeem Khadaffi is 1993, toen een staatsgreep van de Warfallah in bloed werd gesmoord.
De daarop volgende haat bleef binnensmonds, want de terreur van het regime was te sterk, maar om in opstand te komen wachtten de Cyrenaïsche stammen enkel hun gelegenheid af, en die deed zich voor in de maand februari van 2011. Zij namen plaatselijk de macht in handen, en hezen de vlag van de oude monarchie.
Khadaffi had wel het Cyrenaïsche gebied verloren, zoals voor hem de Turken en de Italianen, maar hem restte het Tripolitaanse en de Fezzan. In die twee regio’s had het regime ook subtiele tribale bondgenootschappen gesmeed. Op het moment dat wij dit schrijven, te weten op 27 februari 2011, hebben een aantal stammen het kamp van Khadaffi verlaten, maar de grote lijnen van de solidariteit, hoe wankelbaar ook, blijven bestaan.
Op korte termijn gaat het grootste gevaar voor kolonel Khadaffi niet uit van het Cyrenaïsche gebied, dat door meer dan duizend kilometer woestijn gescheiden is van de stad Tripoli; evenmin komt het van het surrealistische Libische leger, en nog minder van de vrijwilligers die men ziet paraderen in de straten van Benghazi of Tobrouk. Alles hangt inderdaad af van de keuzes die de stamhoofden van de krijgsstam van de Meghara zullen maken, de heersers in het Tripolitaanse gebied. Lange tijd was deze geallieerd met die van Khadaffi, de Khadîdja, en voor enige tijd leverde zij de nummer twee van het regime, commandant Abdeslam Jalloud namelijk, tot die in ongenade viel in 1993, verdacht van het aanknopen van banden met de putschisten van Warfallah. Als de Meghara loyaal blijven, of zelfs afzijdig, dan zal Khadaffi nog een tijd aan de macht blijven in een deel van het land. In het andere geval komt hij werkelijk in last, en zal hij zich gedwongen moeten terugplooien op zijn eigen stam, die maar 150 000 leden telt.
Als de Meghara Khadaffi opgeven, dan betekent dit dat zij de macht wensen te grijpen, en dan wordt Libië in tweeën gesneden, waarbij het Tripolitaanse en het Cyrenaïsche gedomineerd worden door stammenallianties rond de Warfallah en de Meghara. Het voortbestaan van de staat Libië wordt dan een open vraag.
Zullen die twee groepen elkaar bevechten, of zullen zij de macht delen in een federaal of confederaal bestel? Dat weten we niet, maar het gevaar bestaat dat er stammen- en clanoorlogen ontstaan zoals in Somalië. Die zouden een uiteenspatten in verschillende regio’s als gevolg kunnen hebben, wat een onverhoopte ruimte zou maken voor AQMI (Al-Qaida au Maghreb islamique), die garen zou spinnen bij de chaos, met daarbij nog, in het zuiden van het land, een opstand van de Toubou, wat weer repercussies zou hebben in Tsjaad, en waarop zich nog nationalistische revindicaties van de Touareg van Mali en Niger zouden kunnen enten; zonder natuurlijk te spreken over de consequenties die een dergelijk conflict zou hebben voor de oliemarkt.
.

Geen opmerkingen: