dinsdag 25 augustus 2009

Reynebau is onduidelijk en simplistisch

De Standaard, 25 augustus


Een boutade wil dat veel Vlaamse politici het liefst naar Brussel kijken in de achteruitkijkspiegel van de auto waarmee ze naar hun dorp terugkeren. Het is echter nog een reuzenstap verder om, zoals Frans Crols deed op de jongste, rechtsradicale IJzerwake, voor te stellen dat een onafhankelijk Vlaanderen Brussel maar het best 'loslaat'. Hij had er, zo vond hij, een goede reden voor: als een onafhankelijke Vlaamse staat geen claim legt op Brussel, dan kan die stad het tot stand komen van die onafhankelijkheid niet langer in de weg staan.
Brussel hoeft er niet om te pruilen. Vooral om historische redenen is een stedelijke mentaliteit vele Vlamingen nu eenmaal vreemd. In de negentiende eeuw kreeg de stad een aura van uitbuiting en ellende (zeker voor de socialisten) en van zedelijk verderf (zeker voor de katholieken). Vandaag gaan de dominante middengroepen en 'hardwerkende tweeverdieners' nog altijd het liefst in een klein- of randstedelijke omgeving wonen. Al groeit ondertussen wel een mentale afstand tussen het landelijke ideaal en de realiteit dat Vlaanderen, met name in de 'Vlaamse ruit' Brussel-Leuven-Antwerpen-Gent, tot één grote randstad is uitgegroeid.

Die geringe liefde voor de stad komt zeker de enige lokale metropool niet ten goede, Brussel, decennialang het synoniem voor bureaucratie en volksvreemde francofone macht. Bovendien is Brussel in korte tijd uitgegroeid tot een 'vreemde', erg multiculturele stad met een grote allochtone bevolking, waarin de Vlamingen slechts een kleine minderheid vormen. En wat voor Vlamingen dan nog. Ze noemen zich liever Vlaamse Brusselaars dan Brusselse Vlamingen, terwijl niet weinigen van hen tot overmaat van ramp behoren tot de verfoeilijke Dansaertstraat-snobs.

Dat belet niet dat elke dag 230.000 Vlamingen naar de hoofdstad reizen om er te gaan werken. Dat is haast de hele bevolking van Gent die zich dagelijks naar Brussel verplaatst. Maar de meeste van die pendelaars kennen Brussel zoals Yves Leterme hem kent. 'Ik werk hier nu al twintig jaar,' zei de huidige minister van Buitenlandse Zaken in 2006, 'maar pas toen ik partijvoorzitter werd (in 2003; red.), ben ik nu en dan eens gaan wandelen in de wijken om die stad wat beter te leren kennen.' Zo kennen ook veel Vlaamse pendelaars van Brussel alleen het traject tussen het station en hun kantoor.

Zeker in tijden van communautaire spanningen ervaren Vlaamse politici de hoofdstad als een vreemd lichaam en vooral als een financiële slokop. Brussel wordt erdoor zelfs al snel tot het 'andere' kamp gerekend. Dat laatste is zeker het geval nu Vlaams-radicalen de staatshervorming alleen nog als een confrontatie en niet langer als de uitkomst van een overleg voorstellen. Inmiddels genieten Brusselse politici als Steven Vanackere, Pascal Smet, Guy Vanhengel en Herman Van Rompuy bij Vlaamsnationalisten maar weinig vertrouwen meer: ze schieten immers, als Brusselaars, te goed op met die Franstaligen.

Die confrontatiestrategie tekent al enkele jaren de Vlaamse politieke cultuur. Radicalen kunnen alleen nog een splitsing van België als toekomstperspectief aanvaarden en alles moet daaraan maar ondergeschikt zijn. Als Brussel een hinder is, dan moet Brussel er maar aan geloven. En de stad is inderdaad een hinder voor het dogma van het separatisme, omdat geen enkel splitsingsplan tot nu toe een redelijke oplossing voor Brussel heeft kunnen uitwerken.

Die bestaat allicht ook niet. Brussel is het hart (of toch een van de kamers ervan) van de Vlaamse economie, en bovendien is de stad economisch, sociaal en urbanistisch intens verweven met Vlaanderen. De morfologie van Brusselse agglomeratie bestrijkt tenslotte niet 19, maar 62 overwegend Vlaamse gemeenten.

Dat zelfs de minzame Frans Crols nu het dogma opgeeft om Brussel niet 'los te laten', tekent het ongeduld dat zich meester gemaakt heeft van het Vlaamse radicalisme. Al is de gedachte voor hem toch niet helemaal nieuw. Ruim twintig jaar geleden stelde hij, als directeur van het zakenblad Trends, voor om van Brussel een 'Washington aan de Zenne' te maken. Dat Brussels DC zou vooral een soort vrijhandelszone zijn, te beheren door de Europese Unie. Die heeft daar, voorspelbaar, nooit enige belangstelling laten blijken. Vandaag is het 'loslaten' van Brussel daar nog het enige alternatief voor. Het voorstel heeft de gave van de duidelijkheid. Maar dat is zo met elk simplisme.

Marc Reynebeau is redacteur van De Standaard.

Ik volg het ritme van mijn vrouw


De Standaard, maandag 24 augustus 2009

'Ik volg het ritme van mijn vrouw'
Shaju Hendrikx

(foto) Dries en Meryem Lesage-Kaçar: Hij is professor politieke en sociale wetenschappen aan de U Gent, zij is gemeenteraadslid.

Bij de familie Lesage zijn ze aan het dessert toe. Er wordt koffie en thee geschonken en op de tafel staan meloen, verschillende soorten taart en behoorlijk zoete koekjes.

Dries mag dan geen moslim zijn, hij heeft wel respect voor het geloof van zijn vrouw. 'Ik vast zelf niet, maar ik volg 's avonds het ritme van Meryem. Als ik thuiskom, wacht ik met eten tot het donker is. Dat is maar een kleine moeite', licht hij toe. Meryem geeft borstvoeding en hoeft dus strikt genomen niet te vasten. 'Ik wil toch meedoen omdat ik me er goed bij voel. Het is nu nog maar het begin, dus het valt nog mee. Misschien valt het me later in de maand zwaarder.'

Het stel is op bezoek bij de zus van Meryem en laat zich dat welgevallen. 'Ja, ik heb een drukke baan en kom er niet toe om zelf uitgebreid te koken', zegt Meryem. 'Bovendien is mijn zus een uitstekende kok en ook voor de kinderen is het leuk om bij hun neefjes en nichtjes te zijn. Het is fijn om hier te mogen aanschuiven. Het is een vorm van gastvrijheid die mee de sfeer van de ramadan bepaalt en die toch wel kenmerkend is voor de moslimwereld.'

Dries probeert op nog een andere manier solidai te zijn met zijn vrouw. 'Ik probeer discreter te zijn inzake eten en drinken tijdens de dag. Ik zou het ook niet appreciëren als iemand opzichtig zou eten of drinken als ik moest vasten', zegt hij; terwijl hij volop geniet van een stuk taart - het is per slot al donker.

'Voor mij hoeft hij niet mee te vasten, maar die discretie is wel aangenaam', geeft Meryem toe. 'En ja, als we 's avonds eten, is het uiteraard genieten. Dat gaat het natuurlijk ook om. Door te vasten, kweek je vanzelf meer appreciatie voor het eten en geniet je er dubbel van. Dat mag je ook laten zien, het is een vorm van respect voor de persoon die het eten klaar maakt.'

Het dessert loopt bijna ten einde, het wordt stilaan tijd voor het laatavondgebed, dat begint om ongeveer kwart over tien.