zaterdag 12 september 2009

Waarom Robin Ramaekers de Terzake-reportage heeft gemaakt




De beelden over de onthaalmoeder met een Hitlerfoto en een VMO-vlag in de woonkamer deden afgelopen week veel stof opwaaien. De verontwaardiging was groot, Kind en Gezin nam maatregelen. Maar er waren ook kritische geluiden te horen over de reportagemaker. De journalist, die anoniem wenst te blijven, reageert op de kritiek.

Een door Kind en Gezin erkende onthaalmoeder die zeven kinderen onder haar hoede heeft, vijf kleintjes en twee van een jaar of zes, zeven. Een rijtjeshuis in een Antwerpse volksbuurt. Stickertjes op de voordeur die verwijzen naar een uitgesproken voorkeur voor VL, en een lidmaatschap van een schuttersgild. Een woonkamer met een vlag van de Vlaamse Militanten Orde, een portret van Adolf Hiltler, een doodsprentje van Bert Eriksson en een stuk of wat boeken van extreem-rechtse inslag in de boekenkast. Ziedaar de ingrediënten van het verhaal dat deze week Vlaanderen in de ban hield. Kan een onthaalmoeder het zich permitteren om Hitler aan de muur te hangen in dezelfde ruimte waar ze de kinderen van andere, al dan niet onwetende, mensen opvangt? Mag een onthaalmoeder luidop verkondigen dat de Holocaust zwaar overdreven is, dat de Joden een ‘rotvolkske' zijn? Of belangrijker nog: hoe gezond is het dat een onthaalmoeder verkondigt dat de opvoedingsidealen van de Führer ook vandaag nog een bewonderenswaardige leidraad vormen voor onze kinderen? ‘Stuur ze allemaal naar het VNJ, de Hitlerjugend voor mijn part, dat ze leren gehoorzamen.'

Ik ben de journalist die het nodig vond om daar een verhaal van te maken. Mijn naam vind ik in het hele verhaal niet relevant. Om eerlijk te zijn heb ik ook geen zin om geconfronteerd te worden met de nevenverschijnselen die dit soort verhalen met zich meebrengen. Ik hoef ook geen deel van de glorie die sommigen achter een geslaagde, ‘spectaculaire' onthulling vermoeden. Geen naam dus, geen gezicht. Ik hoor, en lees, dat velen denken: en die mensen waar je over bericht dan, die hadden vermoedelijk ook geen zin in vervelende nevenverschijnselen? De vergelijking gaat niet helemaal op, maar de bemerking is niet minder terecht: ik vind het inderdaad cruciaal dat ook het ‘lijdend voorwerp' van de reportage — de onthaalmoeder, haar gezin en de kinderen onder haar hoede — buiten beeld blijven. Het onderwerp van de reportage is de vraag of een gecontroleerde en erkende onthaalmoeder zich dit soort zeer extreme sympathieën en opvattingen kan permitteren. Het gaat om de vastgestelde feiten, niet om de mensen achter de feiten. Waarom beslis je als journalist om met een verborgen camera binnen te stappen in de privésfeer van nietsvermoedende mensen, wetend dat het dak door jouw toedoen enkele dagen later op hun hoofd zal vallen? Niet omdat je het hoogstpersoonlijk nodig vindt om die mensen aan de schandpaal te nagelen, neen. Omdat je ‘in eer en geweten' vindt dat het verhaal dat je naar buiten brengt maatschappelijk relevant is. Omdat je vindt dat de controlerende, en erkennende, instantie — Kind en Gezin dus — tekortschiet in haar taak en een en ander best eens uitlegt aan de duizenden ouders die hun kinderen dagelijks toevertrouwen aan een onthaalgezin met certificaat ‘Kind en Gezin, gezien en goedgekeurd'. Daarom zet je als journalist een stap die verder gaat dan het gebruikelijke. Het gebruik van zo'n verborgen camera roept uiteraard bij veel mensen vragen op. Wat doen die journalisten allemaal stiekem, zonder zich kenbaar te maken? Mag dat zo maar? Zijn we nog veilig in onze eigen huiskamer? Het antwoord is even simpel als betwistbaar: als er in uw huiskamer iets gebeurt dat het daglicht schuwt, dan is dat uw goed recht. Als er in uw huiskamer iets gebeurt waar uw naasten het slachtoffer van zijn, dan is dat is dat al een heel andere zaak, maar nog steeds niet de onze. Als er in uw huiskamer dingen gebeuren die betrekking hebben op buitenstaanders, en bij uitbreiding de maatschappij - als bepaalde activiteiten in uw huiskamer gecontroleerd mogen en moeten worden door een derde partij, dan komen we stilaan in een ander verhaal terecht. Wat als die controlerende instantie haar werk niet goed blijkt te doen? Wat als je als journalist te weten komt dat er in een huiskamer dingen te zien zijn en visies verkondigd worden die met de beste wil van de wereld moeilijk verzoenbaar zijn met het opvangen van kleine en grotere kindjes? Van het moment dat het private en het publieke in elkaar overlopen, en de controlerende instantie het laat afweten, lijkt het me de plicht en de verantwoordelijkheid van de media om de gordijnen open te trekken. Het is dan aan de pers om vragen te stellen aan die mensen die verondersteld worden een antwoord klaar te hebben.

En hier is het tijd om terug te komen op de, volgens mij, belangrijkste opschortende voorwaarde: als je het als journalist nodig acht om de gordijnen te openen en de straat te laten meekijken, dan is het gelijk ook je absolute plicht om de mensen die je blootstelt aan het daglicht af te schermen. Op geen enkel moment heb ik de identiteit van de onthaalmoeder onthuld, op geen enkel moment het adres of de buurt waar de vrouw haar opvang runt. Dat is niet onze taak. Het is niet aan de media om te veroordelen, Het is aan ons om vragen te stellen. Het is niet het verantwoord gebruik van een verborgen camera dat ter discussie staat. Het is de grens tussen in vraag stellen en veroordelen.