De komende drie maanden dringen tientallen kandidaten naar uw stem voor het Europese Parlement. Of beter: naar uw aandacht voor de Europese verkiezingen, die zoals gewoonlijk weer in de schaduw zullen staan van Vlaamse en federale thema's en kandidaten. Gemakkelijk zullen ze het daarbij niet hebben. Zoals ook uit de enquête van De Standaard weer blijkt, is Europa nog altijd onbekend, onbemind en vooral onderschat.
Zelfs het Europees Parlement dat - zoals ik zelf mocht ervaren toen ik er tussen 1980 en 1994 lid van was - een van de meest boeiende en meest democratisch werkende instellingen uit ons politieke universum is, laat mensen koud en boezemt weinig vertrouwen in. De burger loopt hoger op met het Vlaams parlement, de Vlaamse regering of het bestuur van zijn of haar stad.
Het lijkt paradoxaal, maar de verwachtingen voor de EU liggen desondanks vrij hoog en het gevoerde beleid wordt relatief goed onthaald. De Vlaming concludeert voorzichtig dat de invloed van de EU toch overwegend positief is en verhalen als zou Europa zich te veel moeien met ons dagelijks leven vinden bij ons geen grote afzetmarkt. Integendeel, de Unie mag zelfs meer bevoegdheden krijgen.
Deze wat dubbelzinnige houding is niet uitzonderlijk. De burger kijkt altijd met dubbele gevoelens naar de politiek, en hoe verder die van zijn eigen leefwereld afstaat, des te groter de ambiguïteit.
Ze is evenmin speciaal voor Vlamingen. De jongste Eurobarometer geeft resultaten die, voor Europa in zijn geheel dus, perfect in dezelfde richting wijzen. De meest in het oog springende trend is daarbij dat, oog in oog met de financiële crisis, het blikveld van de burger kleiner wordt. Thema's die op langere termijn doorwegen als het Europees sociaal model of het garanderen van pensioenreserves vormen niet meteen een prioriteit voor de bange burger. Het grote verhaal kan wachten, het is het hier en nu dat telt: economische groei, werkgelegenheid en koopkracht.
De uitdaging voor Europa - nu meer dan ooit - is de burger duidelijk maken dat Europa ertoe dóet, dat het macrobeleid microgevolgen heeft. Dat de grote woorden op Europese Toppen daadwerkelijk helpen ons uit het dal te halen.
Daar slagen we tot dusver niet al te best in. Met de crisissfeer is ook de desinteresse in Europa gestegen, tot maar liefst 54 procent van de kiezers die vinden dat de Europese verkiezingen hen weinig tot niets aangaan. Er wordt in de eerste plaats naar de nationale regeringen gekeken om het economische stormweer te verduren.
Communicatie moet een deel van die kloof dichten, dat spreekt voor zich. Een intense Europese verkiezingscampagne - met boegbeelden als Guy Verhofstadt en Jean-Luc Dehaene die wél het vertrouwen van de bevolking krijgen en die onverkort de Europese kaart trekken - is daarvoor een schitterende gelegenheid. Ook het Belgische voorzitterschap van de EU in 2010 zal aangegrepen worden om mensen meer bij de werking en het beleid van Europa te betrekken, actief én proactief.
Dat de EU met ingang van het Verdrag van Lissabon ook een duidelijk politiek gezicht zou krijgen, met een president en een steeds meer zichtbare Europese 'minister' van Buitenlandse Zaken, is daar een niet te onderschatten verlengstuk van.
Maar wat echt telt, meer dan de boodschappen en de beleidsmakers, is het beleid zelf. De complexiteit van de besluitvorming is onvermijdelijk. De realiteit van het gevoerde beleid is wel uit te leggen.
Nu de bevolking steeds nadrukkelijker en preciezer vraagt om economische maatregelen, moet ook Europa aantonen wat het doet om werkgelegenheid te garanderen, koopkracht op peil te houden en persoonlijke rampscenario's te vermijden.
De aanpak van de crisis in de autosector vormt een mooi voorbeeld. Onderlinge concurrentie tussen lidstaten kan nefast zijn, maar de nadruk op nationale initiatieven brengt die mogelijkheid wel akelig dichtbij. Om zo'n verhaal van eigen economie eerst tegen te gaan en de logica van de geïntegreerde markten te doen primeren is een al even geïntegreerd politiek overzicht nodig. En dat kan alleen van de Europese Commissie komen.
Die moet instaan voor de coördinatie van nationale actieplannen en haar rol spelen als clearing house voor steunmaatregelen. Tezelfdertijd kan alleen de Commissie ervoor zorgen dat Europese competitieregels en de interne markt niet bezwijken onder de nationale politieke druk.
De bestaande regelgeving over staatssteun laat ruimte voor flexibiliteit, bijvoorbeeld voor sociale of milieudoelstellingen, die door de Commissie best wat actiever gepromoot mag worden - zonder op lange termijn de marktintegratie en de competitiviteit van de sector in te perken.
De Commissie speelt nu al die rol als bewaker van de bestaande regels - en ze slaagt er tot dusver in die goed te spelen - maar zou ook een pak proactiever kunnen optreden, bijvoorbeeld door relatief kleine projecten die geen private investeerders meer vinden, maar te klein zijn om voor de Europese Investeringsbank in aanmerking te komen, te groeperen. Of door ervoor te zorgen dat steun aan de autobouwers evenwichtig gespreid wordt over al hun vestigingen en niet beperkt wordt tot het land waar de hoofdzetel zich bevindt.
Dat zou Europa in een positiever daglicht plaatsen dan alleen haar rol als strenge bewaker van de concurrentieregels - zonder die af te zwakken. Zeker in crisistijd moet je Europese solidariteit hard kunnen maken.
De Europese dubbelzinnigheid blijkt telkens weer uit peilingen.
Mensen vinden dat Europa onmisbaar is om de immense uitdagingen aan te pakken, maar zien alleen een tekort aan ideeën om dat daadwerkelijk te doen. Ze zijn sterk vòòr een sterker en socialer Europa, maar zijn niet duidelijk of eensgezind over wat dat dan juist inhoudt.
De lat moet hoger, de drempel lager.
Karel De Gucht (Open VLD) is minister van Buitenlandse Zaken.
.