Yves Desmet ziet hoe het islamdebat in ons land
al te vaak op gescheld uitdraait
Makkers, staakt uw wild geraas
Het werkt dan ook meer polariserend dan constructief.
In Het land van aankomst, het standaardwerk over migratie in de lage landen, beschrijft Paul Scheffer de stadia die zowat iedere migratiebeweging in de wereldgeschiedenis kenmerkt. Achtereenvolgens gaan zowel de ontvangende gemeenschap als de migrantenpopulatie door de fase van vervreemding, conflict en verzoening. Vervreemding voor de eerste omdat zijn leefomgeving voor hem op een te drastische manier verandert, vervreemding voor de tweede omdat hij zijn waarden en cultuurpatroon maar met moeite kan handhaven in zijn nieuwe omgeving. Migratie brengt niet alleen verrijking met zich mee, zoals iets te naïeve voorstanders van de multiculturele samenleving verhoopten, maar ook een verlies, zowel voor de oude bewoners als voor de nieuwkomers, die allebei vrezen een stuk van hun cultuur kwijt te raken.
De spanningen die dat oproept, monden uiteindelijk uit in een conflict, waarvan bij ons het hoofddoekendebat maar één van de recente voorbeelden is.
Dat zich daarop een maatschappelijk debat ent, is alleen maar toe te juichen, maar dan zou het toch een beetje volgens de regels gevoerd moeten worden. En dat gebeurt, aan beide kanten van het spectrum, niet of nauwelijks. Het huidige islamdebat, want daartoe dreigt het migratievraagstuk stilaan verengd te worden, lijkt meer en meer op een stellingenoorlog, waarin ieder vanuit de loopgraven van het eigen Grote Gelijk met zo grof mogelijke munitie naar de overzijde schiet. Dat is alvast niet bevorderlijk voor de derde fase die Paul Scheffer beschrijft, de verzoening.
Islamisering
"Het is merkwaardig", liet professor Mark Elchardus onlangs optekenen, "hoe mensen die twintig jaar geleden nog migranten waren, en tien jaar geleden allochtonen, nu uitsluitend als moslims worden aangesproken, zonder dat er eigenlijk iets aan hun leefwereld en overtuiging is veranderd." Het maatschappelijk veranderende discours daarover is af te lezen aan de slogans van het Vlaams Blok, dat twintig jaar geleden nog simpelweg "Vreemdelingen buiten!" riep en het nu nog uitsluitend heeft over de dreigende islamisering van onze steden, en bij uitbreiding heel Europa. Een thema dat niet langer alleen hen zorgen baart, maar ook als thema de cover van populaire weekbladen haalt, de boeken van Jean-Marie Dedecker en de vrije tribunes van schrijvers en filosofen als Benno Barnard en Etienne Vermeersch.
Vooral de tonaliteit van Benno Barnard en sommige van zijn medestanders is ongemeen hard. In een opiniestuk over de hoofddoek luidt het: "Dit gaat over cultuur en beschaving, niet over textiel of alternatieve tienermode. Het gaat om een tactisch wapen in de kruistocht tegen de moderniteit, waarbij iedere hoofddoek een vlag is, geplant in het hart van het Westen." Verderop gaat het "om het uitzetten van bruggenhoofden in een veroveringsproject", en in een ander opiniestuk krijgen tegenstanders de volgende vermaning mee: "Je hoeft me niet te geloven, hoor. De kogels van sultan Mehmet slaan bressen in de muren van Byzantium, maar debatteer gerust over het geslacht der engelen." Elders schrijft Barnard: "Nazisme en negationisme zijn terecht verboden. Maar zou de Koran ook deze lakmoesproef kunnen doorstaan?"
De boodschap kan niet mis begrepen worden: Europa staat voor een beschavingsoorlog, wordt in zijn kern bedreigd door een godsdienst die onmogelijk compatibel kan zijn met de westerse waarden. Mocht dat zo zijn, dan is eigenlijk de onvermijdelijke conclusie dat je die mensen zo snel mogelijk moet neutraliseren: gedwongen bekering, deportatie of nog zwaardere methodes zijn dan de enige oplossingen, ook al hebben betrokken auteurs die logica van hun redenering nog niet op schrift gesteld.
Nu zijn er wat argumenten die deze imminente beschavingsoorlog en verovering tegenspreken.
Volgens demografische berekeningen van het Planbureau zal in 2030 ongeveer 5 procent van de Belgische bevolking van Marokkaanse of Turkse oorsprong zijn. Zelfs indien dat allemaal zeer orthodoxe moslims zouden zijn, is de kolonisering van onze samenleving nog altijd veraf. De problematiek zal zich veeleer stellen in de steden, waar vandaag in Antwerpen bijvoorbeeld al de helft van de kleuters thuis geen Nederlands spreekt. Migratieproblematiek is in eerste instantie een stedenproblematiek, wat in het debat ook vaak gretig vergeten wordt.
Dan heb je de meest uitgebreide studie naar het waardepatroon van moslims ooit, uitgevoerd door het Gallup Center for Muslim Studies, die zes jaar lang tienduizenden moslims in meer dan veertig landen ondervroegen. Zeven procent van die moslims kunnen volgens die studie beschouwd worden als "politiek geradicaliseerd". Dat zijn er allemaal samen een zeer respectabel aantal, maar het blijft een kleine minderheid. De anderen zien absoluut geen heil in de sharia als rechtssysteem, en zijn gelukkig met de democratie, als ze die al hebben.
Onderzoekers John Esposito en Dalia Mogahed stelden bij de voorstelling van hun resultaten dat de gemiddelde moslim in zijn voorkeuren niet afwijkt van westerlingen: democratie, vrijheid, westerse expertise en technologie vinden ze belangrijke verworvenheden. De gemiddelde moslim droomt niet van de jihad, maar van een betere toekomst voor zijn kinderen, van goed onderwijs en een goede baan.
Die statistische waarheid wordt door de islamcritici steevast gecounterd met waslijsten krantenknipsels van gestenigde vrouwen, doden bij duiveluitdrijvingen, bomaanslagen en andere feiten. En natuurlijk hebben ze gelijk: de islam durft zich evenzeer van een zeer onverdraagzame en totalitaire kant te laten zien. Alleen: voorlopig zijn dat excessen, en de definitie van een exces is net iets wat van de algemene norm afwijkt. De stelling dat de moslimwereld te omschrijven valt als Mohammed die droomt van een aanslag, en dat maal anderhalf miljard, is dus misschien wat kort door de bocht.
Je zou dan ook de argumentatie kunnen ontwikkelen dat alle Afrikanen voorbestemd zijn om elkaar met machetes uit te moorden, groepsverkrachtingen te organiseren en kindsoldaten te ronselen. Je vindt vrij moeiteloos voldoende krantenknipsels om die stelling te onderbouwen. Maar toch zou niemand een dergelijke grove en volkomen onterechte veralgemening aandurven, terwijl dat bij de islamcritici schering en inslag is.
Schelden
Ironisch is de vaststelling dat beide kampen in het debat zich van gelijkaardige retorische trucs bedienen. Zo schrijft Benno Barnard: "Het is mijn ervaring dat sommige mensen mij schuwen, sinds ik me in het openbaar over de islam uitspreek. Sindsdien ben ik een slecht mens, die ergens tussen het fascisme en het populisme thuishoort. Net als de islam kent links geen genade voor afvalligen."
Het klopt inderdaad dat soms op de man gespeeld wordt. Politicoloog Sami Zemni zei in een interview: "Dat sommige mensen durven te beweren dat elke moslim per definitie gewelddadig is en voorgeprogrammeerd om te doden is hallucinant. Als mensen van links, zoals Benno Barnard en Wim Van Rooy, beginnen te schrijven dat Philip Dewinter gelijk heeft over de islam, wordt het gevaarlijk. Zo is het antisemitisme ook groot geworden." Zoiets hebben Barnard en Vermeersch vooreerst nooit geschreven, en hun islamkritiek meteen gelijkschakelen aan de opkomst van het vooroorlogse antisemitisme is ook niet meteen een zindelijk argument.
Anderzijds gebruikt het vermeende slachtoffer van weldenkend links graag identiek dezelfde methodiek. Toen schrijver Tom Naegels opmerkte dat hij aan waslijsten terroristische aanslagen in Pakistan en enkele goed gekozen en wrede Koranfragmenten weinig had om de reële fundamentalistisch-islamitische bedreiging in zijn stad Antwerpen te kunnen inschatten, was Barnard er als de kippen bij om deze nochtans perfect legitieme vraag af te doen als de verzuchting van een "provinciaaltje" en te stellen "dat nogal wat linkse intellectuelen een afkeer hebben van feiten die springstof vormen onder de noties van de maakbare samenleving."
Terwijl het net de opdracht van een intellectueel, of hij nu links of rechts is, zou moeten zijn om alle feiten, ook deze die zijn hypothese niet ondersteunen, te betrekken in zijn redenering.
Dat doen beiden kanten niet: het blijft vaak hangen in persoonlijk gescheld.
Dat mocht ook Groen!-parlementslid Luckas Vander Taelen ervaren, die zich in een opiniestuk had beklaagd over de toenemende agressie en onverdraagzaamheid in een aantal Brusselse probleembuurten, noem ze gerust getto"s. Een fluim in zijn gezicht was zijn deel geworden toen hij het aandurfde om enkele bewoners van de wijk op hun gedrag aan te spreken. Een eerste standje kwam van publicist Paul Goossens: "Of ze nu Philip Dewinter, Benno Barnard of Jean-Marie Dedecker heten, het nieuwe front van bange Oude Belgen deelt dezelfde onwrikbare overtuiging: de islam bedreigt de westerse waarden, het verkeersreglement in de eerste plaats." Waarop Barnard prompt de vermeende destijdse sympathieën van Goossens voor het maoïsme op de korrel nam. Waarop Kristien Hemmerechts het ego van Barnard onder vuur nam en ook even sneerde naar Vander Taelen: "Ik ben nog nooit in mijn gezicht gespuwd, dus vraag ik me af wat Luckas Vander Taelen doet waardoor er in zijn gezicht wordt gespuwd, maar bon, dit terzijde." Een variant op de redenering dat de vrouw die verkracht wordt er misschien ook wel zelf om heeft gevraagd. Ziedaar het peil van het intellectuele debat in Vlaanderen, anno 2009.
Exegese
Barnard en Vermeersch argumenteren vaak op basis van een exegese van Koranfragmenten. In dat boek vind je inderdaad nogal gruwelijke voorschriften en fragmenten, dat heeft het met het Oude Testament gemeen. Maar net zomin als iedere katholiek nauwgezet de Bijbel of de voorschriften van de paus volgt, is iedere moslim plots een diepgelovige, die voor iedere handeling de vraag stelt welk Koranvers van toepassing zou kunnen zijn. Als we de bronteksten van het christendom en het judaïsme niet toepassen op iedere katholiek of jood, waarom dan wel bij de moslim?
Geschat wordt dat slechts 20 procent van de groep die zich als moslim omschrijft iedere vrijdag naar de moskee gaat. De anderen doen dat nooit of zeer zelden, ook al bidden ze en houden ze ramadan, en vinden ze zichzelf volbloed moslim. Ook binnen de moslimgemeenschap, net als binnen de katholieke, vind je alle varianten van diepgelovig tot randkerkelijk. Daar allemaal het etiket moslim, laat staan radicaal, op plakken is een grove veralgemening. Trouwens, geloven Barnard en Vermeersch echt dat het probleem opgelost zou zijn wanneer morgen alle moslims bij toverslag ex-moslims zouden worden?
Dat een godsdienst last heeft met de moderniteit is niet het exclusieve voorrecht van de islam. Ook de katholieke kerk heeft maar node leren aanvaarden – en nog niet eens de afgelopen twintig jaar – dat de samenleving anders denkt over abortus, euthanasie en het homohuwelijk dan zij. Bij de islam is dat niet anders, en vandaag mogelijk zelfs heftiger. Daar moet je je dan inderdaad tegen verzetten, en de imam moet niet krijgen wat aan de bisschop ontnomen is, maar om dan meteen de islam tot enige en algehele bedreiging van de westerse waarden te bombarderen gaat ook wat ver. Het verwijt van de islamcritici aan de klassieke linkerzijde – een schuldige naïviteit die veel problemen onder de mantel van de tolerantie heeft geveegd – is terecht, maar de slinger dreigt nu wel door te slaan naar een soort verlichtingsfundamentalisme dat zich ent op tien verzen uit de Koran. De verlichtingsretoriek dreigt zo een middel tot onderdrukking en disciplinering van de ander te worden en dan zit je dicht bij een uitspraak van de Franse filosoof Todorov: "De angst voor barbaren is wat ons dreigt tot barbaar te maken. En het kwade dat wij zullen berokkenen zal veruit het kwade dat we eerst vreesden overtreffen."
Terwijl de geschiedenis toch leert dat godsdiensten eerst en vooral onuitroeibaar zijn, maar ook in staat tot het beste en het slechtste. De moslimcultuur rond het Alhambra was in de vroege middeleeuwen de meest vooruitstrevende en open samenleving die er destijds bestond, en het katholicisme was niet zo lang daarna verantwoordelijk voor de inquisitie. Politicoloog Sami Zemni heeft geen ongelijk wanneer hij stelt: "Het theoretische debat over tradities en concepten in de islam kan best interessant zijn, en een aantal kritieken zullen zeker waar zijn, maar is dat het belangrijkste? Nee, de grote vraag is hoe moslims een integraal onderdeel zullen worden van deze maatschappij. Nu praten we vaak over een virtuele media-islam die in de werkelijkheid niet bestaat."
Weldenkend links
Wanneer de islamcritici een overtuigend punt maken, dan is het met hun kritiek op wat ze gemeenzaam als "welmenend links" omschrijven. Daar is tolerantie inderdaad te lang een dekmantel voor onverschilligheid geweest, een blind wegkijken wanneer nochtans fundamentele waarden in het gedrang dreigden te komen. Niet door de voltallige moslimgemeenschap, maar vooral door jonge mannen uit die groep, die de islam vaak misbruiken als vlag van morele superioriteit om weg te komen met zaken die niet door de beugel kunnen. Dat punt is zeer lang onbespreekbaar geweest, zoals ik zelf mocht ervaren in april 2002, toen ik het, jaren voor de huidige islamcritici zich outten, al had over de problemen van de rot-Marokkaantjes in de grootstad. Ook toen was de vaststelling dat die wel degelijk bestaan al voldoende om een huivering door de progressieve goegemeente te jagen. Want als je je door die vaststelling al niet meteen als racist uitte, dan droeg je toch minstens bij tot een stigmatiserende beeldvorming van de betrokken gemeenschap. Die gedachtegang wordt tot vandaag volgehouden door publicisten als Paul Goossens, die de terechte vaststellingen van Luckas Vander Taelen over de feitelijke wetteloosheid en onverdraagzaamheid in een aantal Brusselse probleembuurten niet alleen weg minimaliseerde, maar meteen ook de volledige verantwoordelijkheid legde bij de maatschappelijke achterstelling van de jonge allochtoon. Een fluim in het gezicht, een steen naar de politiecombi, een handtasdiefstal als legitieme daad van politiek verzet tegen een incompetent gemeentebestuur en een racistische samenleving, die redenering.
Maatschappelijke achterstelling leidt inderdaad tot criminaliteit en vandalisme, maar is er daarom nog geen excuus voor. En het helpt niet echt de ogen te sluiten voor de stoet jonge allochtone pubers die voor onze jeugdrechters defileert en die enkel met de dreiging dat ze anders naar de gesloten instelling in Mol worden gestuurd enigszins in het maatschappelijke gareel kunnen worden gehouden. Als ze buiten de rechtszaal al niet worden opgewacht door de meerderjarige bendeleider die een nieuwe klus in petto heeft. En natuurlijk zijn die rotjochies met even weinig als de werkelijk radicaal-fundamentalistische moslims, maar ze zijn er wel en hun gedrag kapot verklaren of vergoelijken is alleen maar een middel om de publieke opinie rustig verder te later verrechtsen. Als de islamcritici vaak makelaars in angst zijn, dan zijn er ook producenten van slachtofferschap, die met mooie maatschappijanalyses, waarin zelfs een grond van waarheid zit, de illusie creëren dat je niet langer verantwoordelijk zou zijn voor je eigen daden.
Een samenleving heeft de verdomde plicht kansen te bieden aan haar migranten en hun kinderen, iets waar we al decennia jammerlijk in falen. Maar omgekeerd hebben migranten en hun kinderen ook de verplichting die kansen te grijpen en er een inspanning voor te leveren. Velen doen dat gelukkig, een minderheid ostentatief niet. Volhouden, zoals Goossens doet, dat de pure vaststelling van dat gegeven alleen past in "het Groot Museum van elitaire angsten en bekrompenheid" is niet meteen een sterk argument. De tolerantie voor dat soort gedrag is immers in wezen schuldig verzuim, de vermijding van die vaststelling is niet langer doenbaar, en vandaar ook het ontstaan van het conflict.
De vraag is alleen hoe je naar de verzoening gaat.
Dialoog
Journalist Joël De Ceulaer maakte een mooie observatie bij het bekijken van de Terzake 09-verkiezingsuitzendingen, waar met een aantal stellingen naar de mening van de Vlaming werd gepeild. Eén van die stellingen was: "Ook een moslim is een Vlaming." Alleen al dat je er een stelling van maakt, suggereert dat er over dit gegeven gediscussieerd zou kunnen worden. De Ceulaer stelde terecht vast dat geen redactie op het idee zou komen om stellingen te bedenken als "ook een vrouw is een mens" of "ook een homo is een Vlaming". Het toont hoe diep het wij- en zij-denken in het onderbewuste aanwezig is. Overigens aan de beide kanten van het spectrum: al te gemakkelijk wordt ook iedere kritische benadering van moslimthema"s of migratievraagstukken door allochtone woordvoerders afgedaan als een illustratie van het wij-zij-denken en daarmee meteen al te makkelijk van tafel geveegd.
De enige mogelijke oplossing is een open en taboeloos debat, waarbij eenieder zijn mening en vrijheid blijft behouden. Wanneer moslims zeer terecht het grondwettelijk verankerde recht op godsdienst en godsdienstbeleving opeisen, dan moeten zij ook aanvaarden dat anderen hun even grondwettelijk verankerde recht op godsdienstkritiek uitoefenen. Zelfs al gebeurt dat soms radicaal, maar zowel Geert Wilders als Nordine Taouil hebben recht op hun mening. Het democratische debat is niets anders dan dat: een botsing van meningen. Religieuze orthodoxie heeft altijd bestaan. Marginalisering ervan maakt een samenleving niet opener of vrijer. Maar de prijs daarvoor is even heftige godsdienstkritiek. En op zijn beurt weer kritiek op die godsdienstkritiek.
Er moeten meerderheden van gelovigen zijn die aanvaarden dat zij hun normen niet kunnen opdringen aan de samenleving. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat een grote meerderheid van moslims die dialoog of dat respect voor de rechtsstaat afwijst. Maar wanneer moslims vrijheid opeisen, moeten ze die ook aan anderen gunnen. Pluralisme wordt ook in hun gemeenschap onvoldoende aanvaard, voor geloofsafvalligen is het helemaal onleefbaar. Ook dat moet gezegd en bekritiseerd kunnen worden.
Als er zich al problemen stellen met orthodoxe of fundamentalistische denkbeelden in bepaalde moskeeën, dan is dat in tegenstelling tot een wijd verbreid misverstand overigens niet te linken aan maatschappelijke achterstelling van de migrant. De staatsveiligheid en de gerechtelijke politie, die deze radicalen nauwgezet volgen, bevestigen allebei dat radicalisering vooral een probleem vormt bij hoger opgeleide moslims, die in de orthodoxie een politieke leer vinden die hen aanspreekt. Net zoals je bij de maoïsten destijds ook meer universitairen dan arbeiders vond om de gewapende revolutie van het proletariaat te verdedigen.
Wat we eigenlijk nodig hebben, is een opstand van de gematigden. Waarbij taboeloos kan worden gesproken over de thema"s die het conflict weerspiegelen.
Patrick Janssens kreeg een stortvloed van kritiek toen hij de problematiek van de volgmigratie aankaartte. Nochtans terecht: zo"n 70 procent van de kinderen van migranten haalt op zijn of haar beurt een partner uit het land van herkomst, 30 procent huwt met een partner van de tweede of derde generatie. Trouwen met een autochtoon gebeurt zogoed als nooit. Dat fenomeen is een van de grootste remmen op een beter samenleven, want telkens importeert men Nederlandsonkundige partners, die hun kinderen niet in het Nederlands opvoeden, waardoor die met achterstand aan hun schoolloopbaan beginnen, waardoor de emancipatie binnen deze samenleving generatie na generatie opgeschort wordt. Dat probleem aankaarten heeft niets met islamofobie te maken maar alles met een oprechte sociale bekommernis. Het kan immers anders: in Groot-Brittannië wordt vandaag één op de tien kinderen uit een gemengd huwelijk geboren, en Britten van gemengde afkomst zijn de grootste minderheidsgroep geworden, en de levende negatie van het wij-zij-denken.
Of neem de hoofddoek: ik begrijp volledig de argumenten van vele vrienden die voor het verbod zijn, en daar ook een goede redenen voor hebben. Zelf ben ik tegen zo"n verbod, omdat ik vrees dat je de mentaliteit van mensen niet met dwang kunt veranderen, en je op die manier de symbolen alleen maar belangrijker maakt. De hoofddoek is voor mij weliswaar een symbool van de ongelijkheid tussen man en vrouw, maar evengoed ken ik moslimmeisjes die hem alleen dragen omdat hij hun vrijgeleide is om buitenshuis te komen en even verlost te zijn van hun mach-broers. Dat is geen principiële maar een pragmatische vaststelling. Maar ook daarvoor hoort er in een debat plaats te zijn: niet alleen voor de verdediging van het Heilige Grote Gelijk en de Grote Principes, maar ook voor enig wederzijds begrip, mededogen en nuance.
En vooral voor het compromis en de verzoening, waar we in dit land altijd al in geslaagd zijn. Waarom zouden we dat met de islam niet kunnen? We zijn te afhankelijk van elkaar geworden om nog een andere keuze te hebben. Het is tijd om het debat niet langer over te laten aan de makelaars in angst en de producenten van slachtofferschap.
In het debat hoort ook plaats te zijn voor compromis en verzoening, iets waar we
in dit land altijd al in geslaagd zijn. Waarom zouden we dat met de islam niet kunnen?
We zijn te afhankelijk van elkaar geworden
om nog een andere keuze te hebben.
Het verwijt van de islamcritici aan de klassieke linkerzijde – een schuldige naïviteit die veel problemen onder de mantel van de tolerantie heeft geveegd – is terecht, maar de slinger dreigt nu wel door te slaan naar een soort verlichtingsfundamentalisme dat zich ent op tien verzen uit de Koran
De Morgen
Publicatiedatum : 2009-11-14
Sectie : Zeno
Geen opmerkingen:
Een reactie posten