ENKELE
KANTTEKENINGEN
BIJ HET PROCES TEGEN HET VLAAMS BLOK
Jos de Man
Jos de Man
INLEIDING
Het
Cassatiearrest van 9 november 2004 in de strafzaak tegen drie vzw’s van het
Vlaams Blok voltooit een geding dat gedurende jaren de gemoederen heeft verhit.
Juridisch is het laatste woord gesproken. Maatschappelijk blijft er een haard
van conflicten smeulen die bij de geringste aanwakkering weer kan ontbranden.
Want
de definitieve veroordeling van het Vlaams Blok lost noch de problemen op, die
door deze partij, volgens de rechter op strafbare wijze, werden aangekaart,
noch maakt zij een einde aan een op het scherp van de snede gevoerde discussie
over het prangende problemen die voortvloeien uit de immigratie en het
multi-etnisch karakter van de samenleving.
Er
zijn demografische, economische en sociale aanwijzingen dat deze problemen
eerder toe- dan afnemen. Zal de political correctness, die haar
vreemdelingenbeleid vooral op de bescherming van de allochtoon afgestemd wil
zien, de koers blijven bepalen? Of nemen de traditionele partijen de
waarschuwing ter harte van de eerste burger van het land, die vreest dat onze
beschaving door een vloedgolf van migranten wordt weggespoeld?
Het
Vlaams Belang heeft al laten weten dat men het programma van het veroordeelde
Vlaams Blok onvoorwaardelijk trouw blijft, wat de dialoog niet bevordert.
Blijkt
anderzijds aan de basis van de traditionele partijen dat het cordon sanitaire
steeds minder aanhangers telt, dan blijven hun politieke leiders er zich
hardnekkig aan vastklampen. Soms krijgt men de indruk dat zij zelf in hun
schutskring opgesloten zitten, en zich enigszins radeloos afvragen hoe ze er
zich zonder al te veel gezichtsverlies uit kunnen bevrijden. Uit de
hoofdkwartieren verneemt men nu schuchtere suggesties om over te gaan tot de ‘evaluatie’
van de snel-Belgwet. Net als de wet op het migrantenstemrecht is dit staaltje
van ondoordacht en nefast beleid, een doorn in het oog van de meerderheid der
Vlamingen. Hierbij dringt zich de vaststelling op dat enkel het Vlaams Blok
zich radicaal heeft verzet tegen deze wetten die door de Waalse partijen werden
opgedrongen. Zal het Vlaams Belang, dat een kwart van de Vlamingen
vertegenwoordigt, bij het beleid worden betrokken? Of worden de pogingen hervat
om haar door middel van een systematische haatcampagne te demoniseren? Het
procédé heeft niet echt weerklank gevonden bij de bevolking, wat haar
‘progressieve’ tegenstanders na de éclatante verkiezingsoverwinning van de
verketterde partij op 13 juni 2004, tot enige omzichtigheid heeft aangezet. Nog
kon de man die geroepen was om aan te treden als Vlaams minister-president er
zich niet van weerhouden de kiezers van het Blok als ‘criminelen of potentiële
criminelen’ te bestempelen. De toon is in het weldenkende kamp onderwijl flink
gematigd. Men geeft hier en daar zelfs toe dat men – gedurende dertig jaar –
een ontoereikend, of zelfs helemaal geen vreemdelingenbeleid heeft gevoerd.
Deze openbare biecht mag gezien worden in het licht van de bekommering van de
politici die dat beleid (niet) hebben gevoerd, om niet nog meer kiezers af te
stoten. Zij houdt immers de belofte in dat men voortaan beter naar ‘de mensen’
zal luisteren. Of dit ook werkelijk gebeurt of niet, feit is dat 13 juni de
Belgische politieke wereld op zijn grondvesten heeft doen daveren. Het wankel
evenwicht tussen de twee taalgemeenschappen dreigt onherroepelijk verstoord te
raken. De houding van de Waalse partijen, en in het bijzonder van de Parti
Socialiste is voorspelbaar. Met haar volgehouden halsstarrigheid zal zich
blijven verzetten tegen de splitsing van de sociale zekerheid. In het federale
parlement zal zij proberen het Vlaams Belang financieel droog te leggen.
Minister Onkelinx wijkt niet af van haar gewoonte om haar veto stellen tegen
elk voorstel dat haar moslimvrienden zou kunnen mishagen. En minister Arena
heeft een tienpuntenplan bedacht dat er o.m. toe strekt de haar onwelgevallige
pers de mond te snoeren.
Veel
zal dus afhangen van het zelfrespect dat de Vlaamse bewindslieden en politici
aan de dag weten te leggen. Daar is op federaal vlak vooralsnog weinig van te
merken. Met name de VLD is, tegen de zin van een groot deel van haar kiezers
bereid onder het Waalse juk te blijven doorlopen, teneinde haar portefeuilles
te bewaren. Indien degenen die eindelijk uit hun multiculturele droom zijn
ontwaakt, deze rijkelijk verlate bewustwording ook willen omzetten in een
coherent beleid, zullen zij het conflict met de PS moeten aangaan. Onder
Verhofstadt II lijkt dit al even onwaarschijnlijk als onder Verhofstadt I. Zij
zullen tevens het fundamentele debat moeten aangaan met het Vlaams Belang,
waarvan de voorganger, zoals zij vaak hebben herhaald, de juiste analyse
maakte, maar de verkeerde oplossingen bood. Uit de bekentenisliteratuur die
recentelijk door dezen en genen in de media werd geventileerd blijkt dat zij
beseffen dat zijzelf evenmin oplossingen te bieden hebben. Deze beangstigende
schaarste aan oplossingen zou, liefst ‘onverwijld’, verholpen moeten worden.
Men zal, zo valt te hopen, het debat niet weer verstikken onder een taboe, of
door een zwijgplicht verijdelen. De laatste term is ontleend aan een
beschouwing van de hand van de politiek directeur van een onafhankelijk
dagblad, gepubliceerd op 20 november 2004 onder de titel ‘Vanwaar toch die
fascinatie?’. Het voorwerp van deze fascinatie blijkt het Vlaams Blok te zijn.
Fascinatie is betovering, en kan in dit geval het best worden uitgelegd als de
verlamming van degene die de blik niet kan afwenden van het bewonderde of,
zoals in dit geval, gevreesde object. Aanstonds laat ik de heer Yves Desmet aan
het woord: ‘Maar ook ter linkerzijde heeft men het Blok danig geholpen. Door
jarenlang een omerta uit te spreken over de reële problemen die de
multiculturele samenleving met zich brengt, door halsstarrig te blijven
ontkennen dat er minder leuke mensen rondlopen in de migrantensamenleving, door
steeds te minimaliseren en te bagatelliseren, door mensen met problemen
makkelijkheidshalve( sic sic: 1° dit woord bestaat niet; 2° een omerta
verklaren door gemakzucht is wel heel vergezocht. Had de linkerzijde er dan
geen bedoeling mee?) dan maar direct tot halve of hele racist te verklaren
heeft progressief Vlaanderen veel mensen naar de extreemrechtse hoek gejaagd,
waar ze zich plots best thuis blijken te voelen.’ Als biecht kan dat tellen. Je
zal maar lezer van De Morgen zijn. Jarenlang verzwijgt je krant onontbeerlijke
informatie, jarenlang roept ze fascist en racist naar wie problemen heeft met
de multiculturele samenleving, en, kan men hier er volledigheidshalve aan
toevoegen, soms wringt ze de waarheid de nek om, teneinde haar ‘ethische’
boodschap kracht bij te zetten (zo werden de mandatarissen van het Vlaams Blok
in het Europees Parlement, Philip Claeys en Koen Dillen, in haar kolommen aan
de schandpaal genageld als hypocrieten en zakkenvullers die de records van het
absenteïsme verpulveren, terwijl zij op de website van deze instelling in de
ranglijst der aanwezigheden ter zitting staan aangemerkt al de nummers zes en
zeven, met een score honderd procent) Op een mooie morgen blijkt dan de Heilige
Geest over de politiek hoofdredacteur te zijn neergedaald en belijdt hij zijn
zonden. Dat hij door berouw wordt verteerd is weinig waarschijnlijk. Veeleer
gaat het erom dat de herauten van de multiculturele samenleving besloten hebben
hun verhaal beter af te stemmen op wat er bij de bevolking leeft. Zo schuiven
de weldenkende media nu Bart Somers naar voren. Onder zijn bewind als
burgemeester van Mechelen is het Vlaams Blok daar met voorsprong de grootste
partij geworden. Hij weet dus waarover hij spreekt. Ziehier zijn analyse: ‘De
Vlaming stemt voor het Vlaams Blok omdat de overheid het multiculturele
vraagstuk heeft mismeesterd; Hij is het moe om beschuldigd te worden van alles
wat misgaat bij de allochtonen, terwijl die allochtonen zelf bepamperd (sic)
worden.’( De Morgen 11 oktober 2004)
Dat
heet de vinger in de wonde leggen. De overheid heeft de toestand laten
verzieken. De overheid, en niet de allochtoon, is de hoofdverantwoordelijke
voor de toenemende samenlevingsproblemen. In dat opzicht heeft het Vlaams Blok
zijn pijlen te vaak op het verkeerde doelwit gericht. Veel allochtonen zijn
zelf slachtoffers van een beleid dat als een magneet horden vreemdelingen
aantrekt, die van de westerse welvaart mee willen genieten, om ze vervolgens te
dumpen in de armoewijken van de grootsteden. Zo zijn er misstanden gegenereerd
die nog nauwelijks te verhelpen zijn. Het enige alibi dat de opeenvolgende
regeringen zouden kunnen aanvoeren is dat het beleid in ‘gidsland’ Nederland
even laks is geweest.
Nu de
islamisering van de grote steden onafwendbaar is geworden, nu blijkt dat de
fundamentalistische terreurgroepen in de Lage Landen vaste voet aan de grond
hebben gekregen, en sommige imams hun plan om de ongelovigen desnoods met harde
hand te bekeren openlijk ontvouwen, nu het aantal der snel-Belgen blijft
aanzwellen, en de mensensmokkelaars gouden zaken doen, nu er op deze wijze aan
het al bestaande het legioen van kansarmen (1 miljoen werklozen, waarvan 40%
allochtonen) nog een subproletariaat van volslagen onaangepasten wordt
toegevoegd, nu kortom het sociale weefsel van onze gemeenschap elke dag meer
ontrafeld en verscheurd wordt, is een open debat over een kordaat en radicaal
vreemdelingenbeleid het meest dringende politieke agendapunt. Het zou wraakroepend
zijn indien het opnieuw vertroebeld werd door alle misverstanden die in de loop
der jaren omtrent het Vlaams Blok werden opgeroepen. De haatcampagne zal plaats
moeten ruimen voor een harde maar eerlijke discussie, waarbij de ideologische
vooringenomenheid zal moeten wijken voor pragmatische visie op een leefbare
samenleving In dit perspectief lijkt het onontbeerlijk dat alle partijen en hun
kiezers zich een juist beeld vormen van de rechts- en feitelijke gronden waarop
het Vlaams Blok is veroordeeld. Hierover is er maar weinig klaarheid. De
juridische commentaren – uiteraard bestemd voor een kleine groep – vallen
uiteen in twee modellen. Het eerste model behelst niet veel meer dan de
herhaling van een aantal consideransen van de verleden arresten. Een voorbeeld
hiervan biedt het hoog aangeschreven Journal des Tribunaux. Een tweede model
behelst een kritische benadering, maar waagt zich niet aan beschouwingen over
de politieke en maatschappelijke context waarin de aanklacht tot stand kwam en
de aangeklaagde feiten werden gepleegd.
In
deze categorie valt het belangwekkende commentaar op van het arrest van het
Gentse Hof van Beroep, die Stefan Sottiaux en Jogchum Vrielinck publiceerden in
het Nieuw Juridisch Tijdschrift. In de
niet-gespecialiseerde media trof men wel politiek geïnspireerde reacties pro of
contra aan, maar geen grondige analyse, en zeker geen beoordeling waarin de
interpretatie van de gewraakte feiten – die niets anders zijn dan teksten –
telkens getoetst worden aan de dagelijkse realiteit die deze teksten
inspireerde. Het gevolg laat zich raden: verder dan, aan de linkerzijde de
eerder triomfantelijke vaststelling dat het Blok racistisch is – wat men
jarenlang schreef, staat nu vast – of ter rechterzijde de verontwaardiging over
de krenking van de vrijheid van meningsuiting komt men niet. Daaruit volgt een
nefaste onwetendheid, die elke verdere discussie over migratie, racisme en
multiculturele samenleving vertroebelt.
Het
moge vergund zijn nog eenmaal Yves Desmet te citeren. Drie dagen nadat het Hof
van Beroep van Gent zijn arrest had geveld, uitte hij zijn ongenoegen over het
feit dat ‘conservatief Vlaanderen’ de kant kiest van het Vlaams Blok, over de
‘lafheid’ van Yves Leterme, die het arrest ‘inopportuun’ vond – en over de
terughoudendheid van Steve Stevaert en Guy Verhofstadt, die bedenktijd nodig
hadden om zich uit te spreken. De fascinatie bleek de politici parten te
spelen: ‘Als konijnen naar een lichtbak starend brengt nauwelijks een politicus
nog de moed op om de onafhankelijkheid van de rechtbanken en de gegrondheid van
dit vonnis te benadrukken.’ (De zinsnede hinkt vervaarlijk, - ‘nauwelijks een
politicus’, is immers degene die juist niet ‘als konijnen’ naar de lichtbak
staart - maar de teneur is duidelijk genoeg).
Desmet,
die het arrest naar eigen zeggen wél had gelezen – in tegenstelling tot de vele
wijsneuzen die over de vrije meningsuiting zeuren –, achtte het dan ook zijn
plicht, de gegrondheid ervan te bewijzen. Als volgt: ‘Natuurlijk mag je zeggen
dat er Marokkaanse dieven zijn, of Belgische. Maar je mag niet zeggen dat alle
Marokkanen dieven zijn.’ Desmet leest dingen die er niet staan. Uit geen enkele
van de door het Hof weerhouden teksten blijkt dat het Vlaams Blok ooit zou
hebben beweerd dat alle Marokkanen dieven zijn, Wel stipt het Hof aan dat in de
VB-publicaties meer dan eens het aandeel van de allochtonen in de criminaliteit
wordt vermeld. Dat cijfer, omvattende niet alleen het aantal diefstallen, maar
alle misdrijven, ligt om en bij veertig procent, cijfer dat nergens wordt
weerlegd. Als we ervan uitgaan dat de helft van de misdrijven diefstallen zijn,
dan moet – op basis van de door de gewraakte drukwerken gepubliceerde en niet
weerlegde cijfers – het aantal van de gevatte Marokkaanse dieven lager geschat
worden dan twintig procent van het totale aantal gevatte dieven. Dat is een
heel ander verhaal dan: Alle Marokkanen zijn dieven. Met onjuiste informatie
gericht op negatieve beeldvorming schiet niemand op. Juist in een debat over
niets minder dan de toekomst van onze beschaving, die in toenemende mate
afhangt van het vreemdelingenbeleid, is een helder inzicht vereist in alle
elementen van het dossier. In dit dossier zijn de arresten die het Vlaams Blok
veroordelen stukken van primordiaal belang. Het is de bedoeling van dit essay
enkele bemerkingen te formuleren en elementen aan te dragen die kunnen
bijdragen tot een kritische evaluatie van de opvattingen over racisme,
immigratie en multiculturele die in juridische en politieke kring leven.
OVER RACISME
De
wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie
ingegeven daden is geen model van accurate wetgeving. De titel roept al een
aantal netelige vragen op. Wat is racisme? Vreemd genoeg wordt deze term in de
wet niet nader gedefinieerd. De rechtsonderhorige ziet zich dus genoopt de Van
Dale te raadplegen. Daar treft men twee definities aan: 1° opvatting dat het
ene ras superieur is aan het andere en, daaruit voortvloeiend, dat ten aanzien
van het ene ras andere maatstaven kunnen (mogen) worden aangelegd dan ten
aanzien van het andere, syn. rassenwaan 2° discriminatie op grond van het ras.
Een
rassentheorie zoals omschreven onder 1° en geijkt op het arisch syndroom van de
nazi’s, wordt nog slechts door een paar zonderlingen verkondigd. Wel hoort men,
en niet door de minsten, de culturele superioriteit van het Westen verkondigen.
Silvio Berlusconi, Frits Bolkestein en Patrick Dewael vertolkten deze mening,
en ook de weldenkende ethicus Etienne Vermeersch vertrouwde aan het weekblad
Humo toe dat de Islam een achterlijke cultuur is. Neen, het gaat in de
antiracismewet om punt 2° discriminatie wegens het ras, de huidskleur, de
afkomst of de nationale of etnische afstamming.
Wat
is een ras? Genetici hebben twintig jaar geleden al vastgesteld dat de term
elke wetenschappelijke grond ontbeert. De gemiddelde genetische variatie tussen
ondersoorten (subspecies) van de homo sapiens is immers geringer dan de
variatie binnen een bepaalde ondersoort.
De
logische gevolgtrekking zou geweest zijn, de term ras uit de wet te schrappen.
Dat gebeurde niet. Integendeel, de wet van 20 januari 2003 ‘tot versterking van
de wetgeving tegen het racisme’ voerde de term ‘een zogenaamd ras’ in. De
wijziging werd als volgt gemotiveerd: ‘ De genetische en biologische studies
hebben aangetoond dat de mensheid niet in rassen opgesplitst kan worden. Het
geloof daarentegen,
dat
er verschillende menselijke rassen bestaan, voedt in zekere mate de racistische
ideologieën.’ (Men noteert dat dit geloof werd aangehangen door de Belgische
wetgever in 1981, zowel als door de opstellers van internationale verdragen,
als door eenieder die een woordenboek raadpleegde. Men noteert eveneens dat in
het door het Hof van Beroep veroordeelde publicaties van het Vlaams Blok de
woorden ras of raciaal niet voorkomen. De meest gebruikte term is
‘vreemdelingen’. In specifieke gevallen vermeldt men Marokkanen en Turken.)
De
memorie van toelichting concludeert:
‘Daarom
opteren wij voor het toevoegen van het adjectief ‘zogenaamd’ om erop te duiden
dat dit onderscheid enkel bestaat in de geest van de racist en dus niet met de
werkelijkheid overeenstemt’ Dit is een onnodige complicatie. De racist zou dus
degene zijn die ten onrechte denkt dat er rassen bestaan. Een strafrechter van
wie men vergt dat hij uitmaakt wat mensen denken, staat voor een netelige
opgave. Men zal opmerken dat het woord ras in de volksmond wel degelijk een
betekenis heeft. Het rassenonderscheid wordt dan bepaald door bepaalde
uiterlijke kenmerken, zoals huidskleur, vorm van neus en schedel, en lichaamslengte.
Huidskleur staat in de wet. Men had er desnoods de lichamelijke kenmerken aan
toe kunnen voegen. Een ‘zogenaamde’ grond voor een misdrijf inschrijven in de
wet, is niet echt een waarborg van rechtszekerheid.
Waarom
werd de term ras dan toch behouden? Ongetwijfeld omwille van de symboolwaarde.
Op grond van racistische theorieën werden tijdens de Tweede Wereldoorlog de
afschuwelijkste misdaden begaan. Anno 2003, toen het ‘zogenaamd ras’ het
levenslicht zag, was de kans op een herhaling van een dergelijk scenario
onbestaande, zowel in het koninkrijk België, als in de andere West-Europese
landen. Maar het Vlaams Blok bestond nog steeds. Haalde men de term racisme uit
de wet, dan verdween meteen de kans om deze partij als een verzameling racisten
te stigmatiseren.
De
lectuur van de memorie van toelichting, in de Kamer voorgedragen door Minister
Onkelinx bij het wetsontwerp ‘ter versterking van’ is verhelderend. Wij lezen
dat tussen 1981 en 1989 1266 klachten werden ingediend op basis op basis van de
wet van 30 juli 1981. 987 klachten werden zonder gevolg werden geklasseerd. 43
dossiers werden aanhangig gemaakt bij de rechter, en uiteindelijk werden 16
veroordelingen uitgesproken. Nog geen twee veroordelingen per jaar dus. In 1998
werden, tot kennelijke voldoening van de stellers van het wetsontwerp niet
minder dan elf gerechtelijke procedures ‘afgerond’ Of er een veroordeling dan
wel een vrijspraak werd uitgesproken, verzuimden de indieners te vermelden.
Interessant is ook de opsomming van enkele misdrijven die werden beteugeld.
Iemand had ‘rot-turk’ geroepen naar een ander persoon, vermoedelijk een Turk;
een verdachte met andere antipathieën had ‘vuile jood’ gezegd. Het Hof van
Beroep van Luik verordende dat het gebruik van de term ‘neger’ strafbaar is, terwijl
de correctionele rechter te Brussel oordeelde dat het gebruik van het
Franstalige equivalent ‘bougnoule’ niet als rassenhaat kan worden aangemerkt.
Ook de café-uitbater die geweigerd had Marokkanen te bedienen, passeerde de
revue.
De
conclusie dringt zich op dat het gevaar van al dan niet zogenaamd racisme
eerder denkbeeldig dan reëel was, en dat er geen aanleiding was om de wetgeving
te verscherpen. Eigenaardig genoeg vonden de ondertekenaars van het wetsontwerp
geen soelaas in de vaststelling dat de Belg zich zo zelden discriminerend
opstelde tegenover de allochtoon, noch in de geringe zwaarwichtigheid der
feiten. Integendeel, zij betreurden ‘dat te weinig veroordelingen, gesteund op
de antiracismewet, werden uitgesproken, in verhouding tot het aantal ingediende
klachten.’ Een raadselachtige, maar ook leerrijke passage. Raadselachtig omdat
men zich afvraagt wat de stellers bedoelen. Willen ze zeggen dat de parketten
ten onrechte klachten hebben geseponeerd? Of zijn de rechters in gebreke
gebleven? Dat schijnen Verhofstadt, Onkelinx en co. althans te suggereren. Het komt
integendeel niet bij hen op te veronderstellen dat de meeste klachten gewoon
ongegrond waren. Een politieagent die ‘jongeren’ aanhoudt, of een buschauffeur
die de euvele moed opbrengt te eisen dat zij een vervoersdocument vertonen,
loopt de kans door hen als ‘racist’ te worden uitgekreten. Racisme is het alibi
en het verweermiddel van straatcrimineeltjes geworden. Hoe dan ook, er moest
meer gestraft worden. Brandmerken, beledigen, schofferen, sanctioneren,
straffen, het zijn de wapens van de adepten van het Grote Gelijk. Het alreeds
overbelaste en met personeelsgebrek kampende gerecht moet zich derhalve zo
nodig bezighouden met straatruzies en andere beuzelarijen. Waarom toch? Vanwaar
die obsessie met beledigingen en ander onheus taalgebruik, een obsessie zo
machtig dat men er herhaaldelijk de wet voor versterkt?
Is
het gewaagd te veronderstellen dat men ook in de toekomst het bewijs wil kunnen
leveren van een afkeurenswaardige racistische stroming, aangewakkerd door wie
anders dan het Vlaams Blok? Moest de term racist in de wet ingeschreven
blijven, zodat men de partij, haar opvolgster, en al degenen die zich verzetten
tegen het rampzalige vreemdelingenbeleid verder kan vervolgen, en, met
impliciete verwijzing naar de wandaden van de nazi’s, de zogeheten racisten
meteen ook verketteren als fascisten en nazi’s?
Er
is, het moet gezegd, werk aan de winkel voor het Centrum voor gelijke kansen en
bestrijding van het racisme (CGKR) en de Liga voor Mensenrechten.. Sedert 9
november 2004, de dag waarop de veroordeling van het Blok definitief werd, telt
Vlaanderen officieel 984.000 racisten. Stemmen voor deze partij betekent immers
het verlenen van medewerking aan een groep of vereniging die discriminatie
verkondigt. De aard van de medewerking is volgens het Hof van Beroep niet
relevant. Het volstaat dat zij ertoe strekt het voortbestaan of het
functioneren van, van de groep of vereniging mogelijk te maken. Dat hebben de
Blokkiezers ontegensprekelijk gedaan. Hun stemmen hebben de partij een aantal
zetels in het parlement, en de daaraan verbonden levensnoodzakelijke dotaties
opgeleverd.
WETGEVING OP MAAT
De
lawine van wetgeving in zake racisme, die vanaf het begin der jaren negentig werd
ontketend, en die uitmondde in het proces aangespannen door de Liga voor
Mensenrechten en CGKR, zwol aan naarmate het Blok meer electorale successen
boekt. Het racisme was het alibi en het politiek verweermiddel geworden van de
zich met nadruk als ‘democratisch’ aandienende partijen. Niet dat iemand ooit
hun democratisch gehalte in twijfel had getrokken. Het ging er hen om het Blok
via de aantijging van racisme als ondemocratisch te isoleren en te elimineren.
Geen middel bleef onbeproefd. De Groenen, van wie De Standaard onlangs de
extreemlinkse aard heeft ontdekt, vonden het cordon sanitaire uit. Het
‘correcte’ segment van het politieke spectrum, aangevoerd door de Parti
Socialiste, ruimde één voor één alle wettelijke obstakels uit de weg die
vooralsnog verhinderden het Blok te laten veroordelen. De PS voelde immers de
hete adem van het Blok in de nek, vanaf het ogenblik dat deze Vlaamse partij in
Brussel stemmen begon te werven en te winnen. De Waalse socialisten, die er
onlangs door gewezen minister van Justitie Van Parijs van beticht werd stemmen
te ronselen in en rond de moskeeën, kan zich dank zij de regularisatie van
illegalen, en de snel-Belgwet opwerpen als voorvechter van de allochtonen,
waarvan een stijgend aantal (34.000 in de eerste zes maanden van 2004) een
Belgisch paspoort krijgt aangereikt. Men moet al erg naïef en wereldvreemd zijn
om politici als barmhartige Samaritanen en onbaatzuchtige wereldverbeteraars te
beschouwen. Ze vechten voor hun eigen apenrots. De wet, die kiezers creëert, kan
ook worden omgesmeed tot een wapen tegen de politieke opponent. Men heeft
slechts een meerderheid in het Parlement nodig. Nu, die meerderheid was gauw
gevonden. De gestage opgang van het Blok boezemde alle andere partijen onrust,
angst en weldra radeloosheid in. De weldenkende media konden het tij niet
keren. Deze tegenstander bleek immuun voor politieke argumenten, de
scheldkanonnades en haatcampagnes resulteerden evenmin effect. Vanaf de eerste
Zwarte Zondag, in 1991, moet het plan zijn ontstaan om de politieke vete niet
in het parlement, niet in het openbaar debat, maar door de rechterlijke macht
te laten beslechten. Algauw ontstond een koortsachtige wetgevende activiteit.
In het parlement zou men de instrumenten vervaardigen die de rechters moesten toelaten
de luis in de pels dood te drukken.
Eerst
werd de wet van 15 februari 1993 gestemd, waarbij het CGKR, een van de latere
klagers tegen het Vlaams Blok, werd opgericht. Vervolgens werd de racismewet
van 30 juli 1981 diverse keren aangescherpt. Bijzondere aandacht vergt het
artikel 3 dat in 1994 zo werd gewijzigd dat het voortaan ook het behoren tot
een groep of vereniging die discriminatie verkondigt, strafbaar stelt. Welke
groep of vereniging had men in het vizier? In 1994 was er in het land één vereniging
die zich heftig verzette tegen het vreemdelingenbeleid van de regering en de
daaruit voortvloeiende wantoestanden: het Vlaams Blok.
Die
partij kon echter niet vervolgd worden. Een politieke partij beschikt immers
niet over rechtspersoonlijkheid. De gedachte achter deze tot dat ogenblik
altijd gerespecteerde regel was dat politieke processen beter vermeden worden.
Door degenen te vervolgen die op enige wijze hun medewerking verlenen aan de
partij of er deel van uitmaken, kon men deze klip omzeilen. Evenwel, wie zou
men vervolgen? Aangezien het misdrijf van medewerking aan het verkondigen aan
discriminatie slechts door middel van de drukpers tot stand kan komen, lag het
voor de hand de auteurs, drukkers of uitgevers van de gewraakte teksten te
vervolgen. De veroordeling van de hoofdredacteur of de verantwoordelijke
uitgever van De Veujvechter, of van een scribent uit Erpe-Mere, beantwoordde
niet echt aan het beoogde doel. Bovendien zou dan artikel 150 van de Grondwet
spelen, die het drukpersmisdrijf naar het Assisenhof verwijst. Dat is een
omslachtige procedure met een onzekere uitkomst. Daarom worden
drukpersmisdrijven allang niet meer vervolgd.
De
methode om dit obstakel te verwijderen, was gauw gevonden: men wijzigde gewoon
de Grondwet. Dat gebeurde bij de wet van 7 mei 1999. De bevoegdheid van het Hof
van Assisen in zake drukpersmisdrijven werd opgeheven, enkel en alleen in zaken
‘ingegeven door racisme’. Zo kon men de schuldige auteurs, drukkers of
uitgevers alsnog dagvaarden. Het gebeurde niet. Men had geen aandacht voor het
kleine grut.. Eén ‘bepaalde groep of vereniging’ wekte meer belangstelling. En
zo werd op 4 mei 1999 het sluitstuk van de hele constructie aangebracht. Het
artikel 5 van het Strafwetboek over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid
van rechtspersonen, dat in 1934 werd afgeschaft, werd opnieuw ingevoerd. Werd
het land plotseling bedreigd door een meute van criminele rechtspersonen? Quasi
gelijktijdig werden dus twee krachtige ingrepen in ons rechtsbestel
doorgevoerd. De bekommering om politieke controverses buiten de rechtbank te
houden, die spoort met het principe van de scheiding van machten, leek
plotseling voorbijgestreefd. En het beginsel van de straffeloosheid van
rechtspersonen, gesteund op het individuele karakter van misdrijven, werd na
meer dan anderhalve eeuw goede dienst hier te lande, naar de schroothoop der
geschiedenis verwezen. Het was nochtans een eerbiedwaardig principe, vervat in
het Romeinse adagium societas delinquere non potest, dat in de Belgische
rechtspraak met het oog op de financiële gevolgen van het misdrijf werd
omgevormd tot societas delinquere potest, sed puniri non potest: een
vereniging kan wel een strafbaar feit plegen, maar kan niet strafrechtelijk
veroordeeld worden.
Het
Vlaams Blok is geen rechtspersoon. De vzw’s van de partij zijn dat wel. Zij
konden dank zij de nieuwe wetsbepaling schuldig bevonden en gestraft worden.
Hier betreden we het terrein van de fictie. De vzw’s zijn opgericht om de
dotaties van de overheid in ontvangst en te beheren. Zij zijn de
schatbewaarders van de partij. Zij vormen, samen met bijvoorbeeld het
secretariaat of de studiedienst, een integrerend deel van de partij. Zij worden
bestuurd door Frank Van Hecke en Filip Dewinter, resp. voorzitter en
fractieleider van het Vlaams Blok, die dus ‘behoren’ tot zichzelf, en aan
zichzelf ‘medewerking verlenen.’ De vzw’s vervolgen wanneer men de partij
viseert komt erop neer een boekhouder aansprakelijk te stellen voor vergrijpen
begaan door het bedrijf dat hem tewerkstelt, terwijl hem zelf geen fout kan
worden aangewreven.
Het
moge duidelijk wezen: Het Vlaams Blok stond terecht. Het Vlaams Blok moest
veroordeeld worden. En van zulk een veroordeling werd een heilzaam effect
verwacht, zeker als ze uitgesproken werd in volle verkiezingscampagne. Zou het
Vlaams Blok hieraan ten onder gaan? Dat
was maar zeer de vraag.
Voor
alle zekerheid had men dus in het parlementaire wonderjaar 1999 ook nog de wet
op de financiering van politieke partijen gewijzigd. Voortaan kon dotatie
worden ingetrokken van een politieke partij die aantoont dat ze vijandig staat
tegenover de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Wie ervan
uitgaat dat allochtonen alleen maar rechten hebben en geen plichten, komt
algauw tot de conclusie dat een partij die dat principe bestrijdt de
democratische rechten met voeten treedt.
Hier
is geen twijfel mogelijk: enkel het Vlaams Blok werd door deze wet geviseerd.
Alle andere partijen liepen braaf in het politiek correcte spoor, uitgetekend
door de Parti Socialiste. Bovenstaand relaas gaat uit van het onderliggende
vermoeden van een exclusief tegen het Vlaams Blok gerichte wetgevende campagne.
Dat vermoeden is, wat de wet op de dotaties betreft, een aan gewisheid
grenzende waarschijnlijkheid.
Ook
voor het opnieuw invoeren van de strafbaarheid van rechtspersonen kan men
bezwaarlijk een ander motief aantonen. Wat de andere wetswijzigingen betreft
kan het vermoeden niet bewezen worden, dan door circumstancial evidence,
betekenisvolle aanwijzingen. Er is de chronologie: pas nadat het Vlaams Blok
begon aan zijn steile opmars ontstaat de behoefte om door middel van noeste
wetgevende arbeid het racisme te bestrijden. De activiteit wordt bijkans
hectisch in 1999 wanneer het Vlaams Blok zich in Brussel opwerpt als de
sterkste Vlaamse partij. Er is de vraag van de bedoeling van deze
opeenvolgende, en bij elkaar aansluitende wetten en wetswijzigingen. Wie werd
geviseerd? Het racisme bleek in de periode tussen 1981 toen de antiracismewet
in werking trad en 1993, toen het CGKR werd opgericht niet zo virulent dat de
wetgever er wakker van lag. Ook tussen 1993 en 1998 viel het echt wel mee, als
we ten minste een onverdachte bron als mevrouw Onkelinx mogen geloven ( cfr
supra haar klacht over het geringe aantal veroordelingen). Racistische groepen
of verenigingen ontbraken volledig in het landschap. Racistische individuen
waren kennelijk veel minder talrijk dan bijvoorbeeld handtassendieven. Aan
wetgeving op maat bleek pas een behoefte te ontstaan op het ogenblik dat de
electorale belangen van de traditionele partijen werden bedreigd.
POLITIEK MISDRIJF
Achteraf
bekeken is het opmerkelijk hoe sommige commentatoren nog steeds met de
scheiding van machten blijven schermen. Men legt een waterdicht schot aan
tussen het strafrechtelijk verdict enerzijds, en de politieke en
maatschappelijke oorzaken en gevolgen van dit verdict anderzijds.
Let
wel, de scheiding der machten is een kostbare verworvenheid. En tot bewijs van
het tegendeel moet men uitgaan van de integriteit en onafhankelijkheid van de
magistratuur. Het principe houdt echter niet in dat haar vonnissen en arresten
niet organisch verweven zijn met de dagelijkse realiteit.
‘Het
Vlaams Blok wordt in zijn werking en financiering door dit arrest niets in de
weg gelegd’, stelt D.Voorhoof in De Juristenkrant. Het Vlaams Blok heeft een
misdrijf gepleegd, en is daarvoor beboet, en verder is er niets aan de hand.
Dat is de redenering van Voorhoof, lid van de Liga voor Mensenrechten. We weten
dat de Justitie een blinddoek draagt, maar een professor in de communicatiewetenschappen
met een blinddoek is een nieuw fenomeen. Het directe gevolg van de veroordeling
is dat de partij wel degelijk in haar werking en financiering wordt getroffen,
of kan getroffen worden. Zij zag zich al genoopt tot het oprichten van het
Vlaams Belang, een financiële aderlating. Zij zal in het federale Parlement
worden geconfronteerd met een aanval op haar dotatie. Indien men de
veroordeling niet als een soort Fremdkörper uit haar politieke voorgeschiedenis
licht, ontkomt men niet aan deze vaststelling: het proces tegen het Vlaams Blok
was, zoniet de jure, in elk geval de facto een politiek proces. Dat heeft zelfs
de toenmalige voorzitter van een van de dagende partijen, de Liga voor
mensenrechten, Paul Pataer aan de vooravond van de dagvaarding volmondig
toegegeven. Het geding was, zo verklaarde hij, aangespannen met het doel eens
en voorgoed met het Vlaams Blok af te rekenen? En hebben de voorzitters van
CD&V en VLD tijdens het televisiedebat op de avond van de wetgevende
verkiezingen van mei 2003 niet verklaard dat het debat met het Vlaams Blok niet
in de rechtbanken maar in het parlement moest worden gevoerd? Om dieper te
kunnen ingaan op de kwestie is het nuttig de diverse arresten onder de loep te
nemen.
Aanvankelijk
hebben twee Brussels rechtsinstanties, de correctionele rechtbank en het Hof
van Beroep geoordeeld dat er sprake was van een politiek proces. Het arrest van
het Hof van Beroep werd later weliswaar verbroken door het Hof van Cassatie,
maar ligt hier al geen aanwijzing voor, dat de vraag naar de politieke aard van
het misdrijf een heel delicate is?
De
rechters moeten zich voegen naar de definitie die het Hof van Cassatie sedert
decennia hanteert, namelijk dat enkel een misdrijf dat de instellingen van de
staat aantast, een politiek misdrijf is. Dat is kennelijk geen eenvoudige
opdracht. Het Hof van Beroep van Brussel oordeelde dat de instellingen worden
aangetast door de loutere deelname aan de verkiezingen van een politieke partij
die afhankelijk is van het plegen van strafbare feiten door ondersteunende
organisaties. Dajo De Prins, assistent aan de UFSIA en de KUB sloot zich bij
deze zienswijze aan: ‘Minstens onrechtstreeks gaat het hier dus om de
strafrechtelijke beoordeling van het programma van een politieke oppositiepartij,
van haar mening over de richting waarin de maatschappij zich zou moeten
ontwikkelen. Dit lijkt bij uitstek het type situatie waarin de grondwetgever
alleen de volksjury geschikt achtte om een oordeel uit te spreken over de vraag
of de grondwet geschonden was.’ (Nieuw Juridisch Weekblad, nummer 25 van 19
maart 2003)
Het
Hof van Cassatie verbrak het arrest van het Brusselse Hof in 2003, en verwierp
de thesis van het politiek misdrijf een tweede maal in haar definitief arrest
van 9 november 2004. Er was, zo oordeelde het hoogste rechtscollege, geen
rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde misdrijf zelf – het louter
behoren tot het Vlaams Blok – en de eventuele aantasting van de instellingen.
Met andere woorden, het zijn de vzw’s die terecht staan, en zij worden zelf
niet beticht van discriminatie of segregatie, zodat niet staande kan gehouden
worden dat hun vergrijp de instellingen zou aantasten. Het is een mogelijke
interpretatie, en in elk geval is ze niet langer aanvechtbaar. Een argwanende
persoon zou kunnen besluiten dat de truc met de vzw’s zijn uitwerking niet
heeft gemist. In eerste instantie liet hij toe het Vlaams Blok voor de rechter
te dagen. In tweede instantie wordt de opvatting dat er geen sprake is van een
politiek misdrijf geschraagd op het feit dat het Vlaams Blok zelf geen partij
is in het geding. Het is hier niet de bedoeling hier juridische alle finesses
en spitsvondigheden te bespreken die het debat hebben gekruid.
Het
concept ‘aantasting van de staatsinstellingen’ biedt wel een steunpunt waarvan
men kan uitgaan om het proces in feite kan omschrijven. En wel door de rollen
om te keren, en vast te stellen dat het in feite de klagers zijn die met hun
aanklacht de staatsinstellingen dreigen aan te tasten. Zij slepen een politieke
partij voor de rechter met het uitgesproken doel haar te vernietigen. De
aantijgingen zijn gesteund op de politieke propaganda die deze partij voert en
de wetsvoorstellen die zij indient. Zij doet dat omdat de kiezer, in de
uitoefening van zijn politieke rechten, haar een mandaat heeft verstrekt. Het
verhinderen van het uitoefenen van dat mandaat, door bijvoorbeeld de financiële
drooglegging van de partij, een van de mogelijke rechtstreekse gevolgen van de
veroordeling, is een aantasting van de politieke rechten van de burger, en een
ontwrichting van de parlementaire democratie, aangezien het gevaar dan dreigt
dat honderdduizenden kiezers niet langer in de wetgevende organen zouden
vertegenwoordigd zijn.
Dit
is slechts een ‘thought experiment’ dat juridisch uiteraard niet toepasselijk
is, maar dat, mijns inziens wel aantoont dat voor de vierschaar van het gezond
verstand moet blijken dat dit proces beter niet was gevoerd.
Eigenaardig
genoeg lijkt het Hof van Beroep van Gent, in zijn zeer uitvoerig arrest, niet
ongevoelig te zijn geweest voor het uitgesproken politieke karakter van het
geding: ‘De strafbaarstelling van leden of medewerkers van de groep of
vereniging is immers van aard het verder bestaan of de verdere werking van de
groep of vereniging op de helling te stellen (sic), in de mate althans dat de
groep of vereniging verder kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of
segregatie verkondigt.’ Het Vlaams Blok staat voor de keuze: zijn programma
opgeven, of opnieuw vervolgd worden. Duidelijker kan niet gesteld worden dat
het doel van de vervolging de bestrijding van een politieke partij is.
Het
Hof verkondigt verder dat ‘(…) de aantasting van de politieke instellingen,
inzonderheid de politieke rechten van de burgers in de ruime betekenis van het
begrip, zich desgevallend slechts zou kunnen verwezenlijken nadat de groep of
vereniging, door het inspelen op de bij bepaalde delen van de bevolking
bestaande al dan niet latente gevoelens van xenofobie en een hieraan te danken
overweldigende verkiezingsuitslag, haar programmapunten in werkelijkheid zou
kunnen omzetten (…)’
Stel
dat het Vlaams Blok bij de federale verkiezingen van 2007 dertig procent van de
stemmen haalt, wat door iedereen gewis als een aardschok zou worden ervaren.
Stel dat zij in een coalitie stapt, zoals bepleit door de VLD-voorman
Jean-Marie Dedecker, welke regering dan een aantal van haar programmapunten
realiseert, zoals het afschaffen van het migrantenstemrecht en de snel-Belgwet,
of het beteugelen van de misbruiken in zake gezinshereniging. Zou zij dan de
politieke instellingen aantasten, terwijl de wetsvoorstellen die zij ter zake
had ingediend, en die volgens het Hof van Beroep de aantasting mogelijk maken,
dat niet doen?
OVER DISCRIMINATIE
Drie
vzw’ van het Vlaams Blok werden veroordeeld wegens inbreuk op artikel 3 van de
wet van 30 juli 1981, dat degene bestraft die behoort ‘tot een groep of
vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie en segregatie bedrijft
of verkondigt (…) dan wel aan zodanige groep of vereniging zijn medewerking
verleent.’
Discriminatie
is, zo bepaalt artikel 1 van dezelfde wet ‘elke vorm van onderscheid,
uitsluiting, beperking of voorkeur, die
tot doel heeft of ten gevolge of kan hebben dat de erkenning, het genot, of de
uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of
op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan,
aangetast of beperkt.’
Deze
definitie is zo weids dat nog nauwelijks voorzienbaar is welk gedrag
wederrechtelijk is. ‘Tot gevolg kan hebben’ is een stipulatie die door de Raad
van State als ongrondwettelijk werd beschouwd. De regering hield voet bij stuk,
ook al stak minister van Justitie Verwilghen zijn bezorgdheid niet onder
stoelen of banken: ‘Het is derhalve moeilijk verdedigbaar om de burgers een
principieel verbod op te leggen waarvan de concrete inhoud niet vaststaat.’
De
discriminatie ligt op de loer zodra men zich buiten de deur waagt. Onderscheid,
beperking of voorkeur zijn immers schering en inslag in het dagelijks verkeer.
Elke mens heeft voorkeuren, iedereen discrimineert. De sfeer van voorkeuren
strekt zich concentrisch uit rondom de eigen fragiele gestalte: eerst komen het
kroost en de geliefde, vervolgens de vrienden, de verwanten, collega’s en
kennissen; de ideologisch gelijkgestemden en geloofsgenoten, de leden van de
vereniging, club of bond waartoe men behoort, de landgenoten, de personen met
wie men een cultuur, een traditie, een taal en een geschiedenis deelt; in
voorlaatste instantie de mensheid en laagst in de rangorde, de Aarde compleet
met aardwormen en aardvarkens. De aanbeveling van Christus indachtig
discrimineert men ten bate van zijn naaste. Men hoeft geen nationalistische
diehard te zijn om de voorkeur te geven aan de mensen met wie men zich
verbonden voelt. Elke mens streeft naar welvaart, erkenning, aanzien, status en
succes, voor zichzelf en voor zijn kinderen. In een dichtbevolkte wereld kan
hij zijn doel slechts bereiken door middel van
competitie en concurrentie. De goederen en de kansen zijn immers
beperkt; meestal bereikt men zijn oogmerk slechts ten koste van anderen.
In
een democratie gelden ingewikkelde regels om de belangen van individuen en
groepen tegen elkaar af te wegen. Deze regels strekken er niet toe de
gelijkheid in te voeren, maar de ongelijkheden enigszins te beperken en hun
effect te verzachten. Zij zijn de uitkomst van een pragmatische visie.
Democratie is een kwestie van passen en meten, van puzzelen en schuiven, van
kleine correcties in de marge. Het is al een Sisyfusarbeid om elke burger
enigszins het uitzicht op een menswaardig bestaan te bieden. Het weren van elk
onderscheid is onbegonnen werk. Indien men daarin slaagde zou de algemene
stagnatie intreden. Onderscheid is immers de motor van de menselijke
activiteit. De drang om te winnen, om boven anderen uit te tronen, vertaalt
zich zelfs op kinderachtige wijze in de ontelbare televisiespelletjes. Elk
vakgebied heeft zijn prijzen en onderscheidingen. In elke sector van de
samenleving worden rangschikkingen en tabellen van verdienste opgesteld. Dit
kan overigens tot komische effecten leiden. De Morgen publiceerde in 2003 een
evaluatie van de Vlaamse parlementsleden. De vertegenwoordigers van het Vlaams
Blok kregen allemaal nul punten, op Annemans na, die met 0,5 punten werd
bedacht. De diversiteit van onderscheid, voorkeur, beperking en zelfs
uitsluiting – staten verhinderen of beperken in principe de toegang van
vreemdelingen tot hun grondgebied – is in een moderne samenleving
onontkoombaar. Daarom is het ook zo hachelijk al die gedragingen te willen
bestraffen.
De
drift om als een ouderwetse schoolmeester de les te spellen, en te bestraffen
schijnt echter onweerstaanbaar te zijn. In 2003 had de regering alweer een
nieuwe wet ter bestraffing van discriminatie ontworpen. Terwijl de wet van 1981
met zijn specifieke op het zogenaamd ras etc. toegespitste toepassingsveld
bleef bestaan, werd nu ten overvloede deze racistische intentie nogmaals
beteugeld, benevens het verschil in behandeling dat gebaseerd is op ‘seksuele
geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het
geloof of de levensbeschouwing, de huidige en toekomstige gezondheidstoestand,
een handicap of een fysieke eigenschap.’ Met al die factoren mag men geen
rekening meer houden bij het leveren van goederen en diensten aan het publiek,
bij de toegang tot bezoldigde als onbezoldigde arbeid, de benoeming of
bevordering van ambtenaren, de vermelding in een officieel stuk, de toegang tot
activiteiten toegankelijk voor het publiek. Verboden is eveneens elke vorm van
directe of indirecte discriminatie bij ‘het verspreiden, het publiceren of het
openbaar maken van een tekst, een bericht, een teken of enig andere drager van
discriminerende uitlatingen’. Hier staat dus letterlijk dat degene die
discrimineert er moet voor zorgen dat zijn discriminerend geschrift elke
gegadigde bereikt.
Het
Vlaams Blok was ontevreden met de nieuwe wet.. Men vond dat in de nochtans
reeds indrukwekkende litanie van misdrijven de discriminatie wegens taal en
politieke overtuiging niet mocht ontbreken. En ziet, het Arbitragehof was het
daarmee eens. Het oordeelde dat deze wet zelf …discrimineerde! De ingreep van
dit Hof was radicaal: de hele opsomming van gronden voor discriminatie werd uit
de wet geschrapt. Bleef over de definitie van discriminatie als het hanteren
van elk onderscheid dat niet berust op een ‘objectieve en redelijke grond van
rechtvaardiging’ Maar wat is objectief en redelijk?
Nemen
wij als voorbeeld het recht op huisvesting, zoals belicht door gewezen
burgemeester van Antwerpen, Bob Cools, tevens oud-voorzitter van het OCMW
:’Vorig jaar hebben we voor 70 procent aan allochtonen verhuurd. Hoe kan je
vandaag nog een prognose maken als je aan de hele wereld verhuurt? Toenmalig
minister Jaak Gabriëls (VLD) heeft in januari 2002 een circulaire uitgevaardigd
die ons verplicht om ook mensen die in een asiel- of regularisatieprocedure
zitten een woning toe te wijzen. Sindsdien worden de maatschappijen overspoeld
door mensen die in sommige gevallen zelfs een papier hebben dat ze niet op het
Belgische grondgebied mogen verblijven.’( Trends 20 mei 2004) Cools besluit:
‘Het is niet socialistisch als de armen hier moeten opdraaien voor de armsten
van de wereld.’
Het
is niet enkel niet socialistisch, het is gewoon discriminatie van de autochtone
kansarme. Voor de circulaire van Gabriëls bestaat geen objectieve en redelijke
grond. Discriminatie komt in alle geledingen van de maatschappij voor. Zij
wordt door de overheid niet vervolgd, maar gedoogd, en in bepaalde gevallen
zelfs ingevoerd.
De
burger die netjes zijn belastingformulier invult, betaalt dertig of veertig
procent en zelfs meer van zijn bruto-inkomen aan de fiscus. De fraudeur die
zijn zwart geld repatrieert ontkomt met een boete van 8 procent. Voor gelijk
werk ontvangt een vrouw nog altijd gemiddeld 5 procent minder loon dan een man.
In het Hof van Cassatie zetelen dertig magistraten, onder wie slechts 3
vrouwen. De discriminatie van autochtonen ten voordele van allochtonen woedt
niet enkel in de sector van de huisvesting., maar bijvoorbeeld ook in het
onderwijs. De staat geeft voor een allochtone leerling beduidend meer uit dan
voor een autochtoon. Dat is blijkbaar niet voldoende, want minister
Vandenbroucke dreigt nu een (uiteraard financiële) sanctie op te leggen aan die
scholen die een degelijk niveau betrachten, en uit dien hoofde enkel de
leerlingen aanvaarden die op dat niveau kunnen functioneren.
Het
ontstaan van de ‘zwarte scholen’ zou dan weer als discriminatie én segregatie
van allochtonen door autochtonen kunnen getypeerd worden. De situatie vormt een
…schoolvoorbeeld van de onduidelijkheid, de misverstanden en de hypocrisie die
door een algemeen, ongespecificeerd verbod op discriminatie kunnen ontstaan.
Hier zien we hoe autochtonen massaal een onderscheid hanteren tussen hun eigen,
en de allochtone kinderen. Dit onderscheid heeft tot gevolg dat de allochtone
kinderen niet dezelfde toegang hebben tot
het
kwaliteitsonderwijs. Het fenomeen is simpel: in scholen door een aanzienlijk
allochtonen worden bezocht, zakt het peil van kennisverwerving. De leraren
horen de moeilijkheidsgraad van hun onderricht immers af te stemmen op de
zwakste leerlingen, die worstelen met een cultuur- en taalachterstand. De
ouders van de autochtone kinderen zien de kansen van hun kroost op een
interessant diploma slinken, en wensen dat hun kind liefst in aanraking komt
met schoolgenoten die dezelfde waarden hanteren waarin het zelf is opgevoed. Ze
sturen het naar een school met een gering aantal, of geheel zonder allochtonen.
De Antwerpse senator Mimount Bousakla (SP-a) die ik in november 2002 sprak naar
aanleiding van de rellen in Borgerhout vertrouwde me toe: ‘Mijn eigen zuster
zou haar kinderen nooit naar een concentratieschool sturen. De leraren worden
daar uitgelachen in het Arabisch en in het Berbers.’
Sommige
gezinnen verhuizen zelfs om in een randgemeente de juiste school te vinden. De
leider van de Nederlandse socialisten, Wouter Bos, laat er geen twijfel over
bestaan dat hij het welzijn van zijn dochter primeert boven de multiculturele
correctheid: ‘Ik heb het ouders nooit kwalijk genomen dat ze hun kinderen naar
witte scholen sturen. Je mag het ouders niet aanrekenen dat ze het beste willen
voor hun kind. Dat zal straks ook voor mij gelden.’ En hij besluit met de
waarschuwing: ‘Het is mijn meisje en daar moet de rest van de wereld
afblijven.’(Elle, oktober 2004) De Rotterdamse wethouder van Onderwijs, de
christen-democraat Leonard Geluk, pleit voor meer contacten tussen allochtone
en autochtone jongeren, zendt zijn dochter nochtans naar een witte school: ‘ Je
denkt: je kind verzuipt op zo’n zwarte school.’ (HP/De Tijd, 3 december 2004)
Al deze ouders, Wouter Bos en Leonard Geluk incluis, discrimineren. Ze stemmen
als het ware met hun voeten. Ze verlaten de onderwijsinstellingen, die hen niet
bevallen, en zoeken hun heil elders. Zo laten ze de allochtone kinderen alleen
achter in instituten waar het peil zakt naarmate de ‘witten’ vertrekken. De
kansen van de kleine allochtonen nemen af. Het onderscheid, gemaakt door de
autochtonen, wordt de allochtonen nefast. Zij blijven achter in hun ‘zwarte’
gesegregeerde school. Maar wie zal die ouders de eerste steen werpen?
De
VRT zond enkele maanden geleden een documentaire uit over een school in de
Gentse volksbuurt Muide, die twintig jaar geleden homogeen ‘wit’ was. Tien jaar
geleden werd ze nog uitsluitend door Turkse en Marokkaanse kinderen bezocht.
Anno 2004 zijn zij ook alweer vervangen door Tsjetjenen , Kosovaren, en andere
asielzoekers. De Turkse en Marokkaanse ouders zagen geen heil meer voor hun
kinderen in een school waar allengs het gros der leerlingen helemaal van nul
moest beginnen.
Is de
zogeheten ‘positieve’ discriminatie van allochtone werklozen gerechtvaardigd?
De minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt vaardigde een hele waslijst van
maatregelen uit. Bedrijven krijgen geld om allochtonen aan te werven.
Allochtonen ontvangen binnenkort 2.500 voor extra opleiding en begeleiding.
Landuyt fungeert zelfs als voetbalmakelaar. Op kosten van de belastingbetaler
heeft hij acht allochtone zaalvoetballers uit Borgerhout een profcontract
aangeboden.
In
het algemeen zijn de voorwaarden voor het verweven van subsidies gunstiger voor
allochtone (jeugd)verenigingen. Ze moeten minder leden tellen en minder
activiteiten organiseren. De positieve discriminatie wordt verantwoord door
verwijzing naar de kansarmoede van de allochtoon. Het beleid van Landuyt en
zijn collega’s is bedoeld om die situatie te verhelpen. Maar zouden zij niet
moeten proberen alle kansarmoede, zonder onderscheid van zogenaamd ras,
huidskleur etc. te compenseren? De cijfers van de VDAB tonen aan dat niet de
allochtonen, maar de oudere werklozen en de gehandicapten de geringste kansen
hebben op de arbeidsmarkt. Overigens, hoe ontstaat de kansarmoede van
allochtonen? De aanhangers van de multiculturele samenleving zien hen als
slachtoffers. Dat is in zeker opzicht juist: zij zijn de slachtoffers van de
bewindslieden die alsmaar meer vreemdelingen tot het grondgebied hebben
toegelaten zonder na te gaan of ze aan de elementaire vereisten voldeden om op
enige wijze te kunnen functioneren in onze samenleving. Het kan niet de
bedoeling zijn dat illegalen, al dan niet geregulariseerd, fictieve
asielzoekers (negentig procent van het hele contingent), grootmoeders en
importbruiden per tijdmachine uit de Middeleeuwen naar het postmoderne tijdvak
gestraald, hier in de ‘sociale hangmat’ (copyright Wouter Bos) komen hangen.
Is de
kansarmoede niet deels ook het gevolg van de opvattingen over opvoeding in de
schoot van het Marokkaanse gezin, waar de zonen ruime vrijheid genieten, weinig
of niet gecontroleerd worden, en de school wel eens meer links laten liggen,
ten gunste van boeiender activiteiten? Een sanctie op het spijbelen zou
misschien een paar zoden aan de dijk zetten. Maar misschien zou dat volgens de
politiek correcte bijbel wel discriminatie zijn. Integratie is een zeer geleidelijk proces.
Zij wordt ondergraven wanneer de overheid geen paal en perk stelt aan de omvang
en de misbruiken van de gezinshereniging, aan het fenomeen van de import
bruidegoms en bruiden, en bovendien nog eens overgaat tot regularisatie van
tienduizenden illegalen, per definitie onaangepaste lieden die in het beste geval
hun brood verdienen als zwartwerkers, maar vaak genoeg leven van de openbare
liefdadigheid, of zich aan criminaliteit overgeven.
Concluderend:
wie de discriminatie wil uitroeien wordt geconfronteerd met de paradoxale taak
een onderscheid ten maken tussen diverse vormen van discriminatie, de
wettelijke, de ‘positieve’, de gedoogde, de maatschappelijk aanvaarde, en de
onvermijdelijke. En de discriminatie sui generis van het Vlaams Blok.
Docent
arbeidsrecht Marc De Vos over de wet tot bestraffing van discriminatie: ‘Wat
wel of niet voor ‘objectief’ en ‘redelijk’ kan doorgaan, mag Joost weten. Het
algemene discriminatieverbod geeft een blanco cheque aan de rechtbanken die de
wet moeten toepassen. Ayatollahs van de gelijke behandeling kunnen de
antidiscriminatiewet onder het mom van ‘redelijkheid’ tot fundamentalistische
hoogten tillen.’ (De Standaard, 14 oktober 2004).
Uit
dit alles blijkt dat het wellicht verstandig zou zijn discriminatie slechts
strafbaar te stellen in flagrante, en welomschreven gevallen. Strafrecht is
iets anders dan filosofie, die, uitgaand van
twijfel, vele mogelijkheden aftast. Strafrecht hoort nauwkeurig,
transparant en trefzeker te zijn, zodat de rechter zich niet hoeft over te
leveren aan byzantijnse bespiegelingen noch aan semantische waaghalzerij.
HET ZOGEHETEN ZONDEBOKMECHANISME
De
vzw’s die als enige beklaagden terecht stonden, hebben discriminatie bedreven
noch verkondigd. Zij werden veroordeeld wegens het louter’ behoren’ tot de
groep die wel discriminatie zou verkondigd hebben. Treft hen dan schuld, gewoon
omdat ze bestaan? Is er geen opzet vereist? Het Hof van Beroep van Gent stelt
dat zij, vanaf het in werking treden van de wet op de strafrechtelijke
aansprakelijkheid van de rechtspersonen ‘dienden te weten’ dat het verder ‘behoren
tot’ of het verder ‘verlenen van medewerking aan’ de politieke partij het
Vlaams Blok strafrechtelijk beteugelbare daden zouden opleveren.
Hoezo
dan wel? Stond het vanaf 1999 vast dat het Vlaams Blok discriminatie
verkondigde? Natuurlijk niet. Dat staat, in rechte, pas vast vanaf 9 november
2004. We zullen zien dat de veroordeling op zeer wankele gronden berust. Hoe
dit ook zij, de vzw’s konden niet met zekerheid weten dat zij ‘beteugelbare
daden’ stelden.
Het
Hof van Cassatie heeft nochtans deze interpretatie klakkeloos overgenomen. Dit
zijn niet oninteressante overwegingen in rechte. De kernvraag van het geding
luidt uiteraard: hoe bewijst men het verkondigen van discriminatie?
Verkondigen
is bekendmaken. Uit het bewijsmateriaal blijkt dat in sommige publicaties van
het Vlaams Blok twee soorten gegevens worden bekendgemaakt: 1° betreffende de
overlast die door de instroom van vreemdelingen wordt veroorzaakt, en de
onrechtmatigheid van het beleid dat die instroom duldt of bevordert. Deze
teksten vallen niet zelden op door hun schrille toon, die als een weerklank kan
worden opgevat van de reacties in de volkswijken van de grote steden, waar de
bewoners eerst en vooral geconfronteerd worden met de ongemakken van een
multi-etnische samenleving; en 2° betreffende voorstellen om het beleid te
wijzigen en de ongemakken te verhelpen.
Wat
de eerste categorie betreft, worden, zoals reeds aangestipt, de feitelijke
gegevens niet betwist. Weerhouden wordt enkel de strafbare intentie, de
omstandigheid dat de verkondiging is ingegeven door racisme en xenofobie. Hoe
wordt die intentie bewezen? Het Hof van Beroep ontwaart een ‘zogenaamd
zondebokmechanisme’. Deze term komt noch in de tekst van de wet, noch in andere
wetteksten, noch in de rechtsspraak voor. Men kan het Hof de gave der
creativiteit niet ontzeggen. Het mechanisme wordt als volgt omschreven: ‘Er
wordt in de aldus naar het groot publiek toe gevoerde propaganda een hatelijk
beeld van de ‘vreemdelingen’ opgehangen, teneinde bij de bevolking (al dan niet
latent reeds aanwezige) gevoelens van vreemdelingenhaat aan te wakkeren, te
onderhouden en op de spits te drijven…’
De
bedoeling van het Vlaams Blok , zo gaat het Hof verder, is niet ‘de bevolking
louter te informeren of op te komen tegen bepaalde wantoestanden, hetgeen
uiteraard is toegelaten, doch wel degelijk, gelet op de systematische en
eenzijdige wijze waarop deze gegevens worden aangebracht en op de daarbij
gehanteerde slogantaal of sarcasme, de bevolking aan te zetten tot
vreemdelingenhaat en deze ook warm te maken voor discriminerende maatregelen.’
Een
partij voert uiteraard propaganda om te informeren, haar standpunten toe te
lichten en de kiezer van haar gelijk te overtuigen. Dat de auteurs van de
gewraakte teksten de bedoeling koesterden haat te zaaien, kan gewoon niet
bewezen worden. Tenzij men in de harten en nieren van de stellers kan lezen.
Haat is een gevoel, en een veel voorkomende, zij het vervelende menselijke
trek. Haat is echter geen misdrijf, geen verboden handeling. Aanzetting
figureerde in het Belgisch strafrecht tot dusver enkel in verband met zware
misdrijven, en wel zo dat het misdadig opzet van de aanzetter kon bewezen
worden zonder een beroep te doen op byzantijnse hermeneutiek.
Hoe
kan een rechter aanzetting tot haat bewijzen, als hij niet weet of de
aanzetting ook effect heeft gesorteerd? Een tekst die misstanden zoals
verloedering, profiteurschap, criminaliteit, en overlast aanklaagt kan veel
verschillende gevoelens oproepen: afkeer, irritatie, verontwaardiging,
onbehagen, angst, of berusting, maar ook instemming met degene die de overheid
hekelt omdat ze in gebreke blijft. Over
het effect van een tekst kan men enkel speculeren. Speculatie hoort niet thuis
in rechtbanken en hoven. Het Hof leidt de strafbare intentie – het zaaien van
haat – af uit 1° ‘de systematische en eenzijdige wijze waarop deze gegevens
worden aangebracht’ en 2° slogantaal en sarcasme. Let wel, geen van de
afzonderlijke uitingen die in het arrest worden besproken, geven aanleiding tot
toepassing van de antiracismewet. Beledigingen vallen daar niet onder en
informatie is niet verboden. Wat bestraft wordt is de herhaling. Men neme een
handvol appelen, voege ze samen, en hokus pokus, ziedaar een mand citroenen.
Dat
een partij geregeld of zelfs voortdurend haar standpunten verkondigt in zake
een programmapunt, namelijk het vreemdelingenbeleid dat, samen met het
realiseren van de Vlaamse onafhankelijkheid, haar reden van bestaan vormt, is
een toch een normale zaak? De eenzijdige wijze van informeren, kan het Hof
alleen afleiden uit de teksten die in de dagvaarding zijn vermeld. Het gaat om
zo’n driehonderd ongetwijfeld met zorg gekozen maar zeer vaak uit het verband
gerukte citaten. Het Hof heeft een nog veel strengere selectie uitgevoerd. Het
bespreekt slechts zestien citaten. Het Vlaams Blok verspreidt jaarlijks vele
honderden publicaties waarvan men toch een representatief staal zou moeten
gelezen hebben om te kunnen oordelen dat de propaganda eenzijdig op het
vreemdelingenprobleem is afgestemd, en dan ook telkens een hatelijke inslag
heeft.
Dat
is vanzelfsprekend niet zo. Consultatie van de inhoud van het E-magazine, een
weekblad dat bericht over het programma en de werking van de partij, en dat
overigens opvalt door een veel beschaafder stijl dan gehanteerd in de meer militante
en polemische druksels waarover het Hof zich boog, leert dat het
vreemdelingenprobleem in gemiddeld een bijdrage op zeven aan bod komt, en niet
op een wijze die als beledigend of discriminerend kan worden opgevat. Maar het
Hof kent het E-magazine niet.
Een
aanzetting tot haat is, zo merkt het Hof op, vooral verwerpelijk omdat ze op
het ‘grote publiek’ mikt. Hoe bereikt men de massa? Via de televisie. Toch
hebben de klagers niet eens de moeite genomen om hun aantijgingen met
televisiefragmenten te staven. Het zou ook niet mogelijk geweest zijn. Het
Vlaams Blok heeft zich, ongetwijfeld om tactische redenen, op het scherm steeds
gemanifesteerd als een bedaarde en bedachtzame gesprekspartner, die niet
reageerde op provocaties.
Over
de onwelvoeglijke en polemische taal, die in lokale kranten en pamfletten wordt
aangetroffen, door het Hof als ‘slogantaal en sarcasme’ aangeduid het volgende:
slogantaal is zo gebruikelijk geworden dat de politici spin-doctors aanwerven
om one-liners voor hen te verzinnen, en coaches om te leren ze te debiteren. En
sarcasme is kwetsende spot, die vooralsnog niet verboden is, al manen de
Nederlandse toestanden tot voorzichtigheid.
Aan
welke uitdrukkingen neemt het Hof aanstoot? Aan ‘invasie’. Aan zinnen zoals
‘Honderdduizend niet Europese vreemdelingen overspoelen de Europese steden en
gemeenten.’ Herman Decroo mag wel uitkijken. Aan ‘smeltkroes’. Wat is een stad
anders, die zoals Antwerpen 130 nationaliteiten herbergt? Aan
‘vuilbakgemeenschap’. Worden illegalen dan niet gedumpt in krotten?
De
citaten in het arrest komen niet altijd overeen met de tekst van de
dagvaarding. In bepaalde gevallen werden ze door het Hof aangevuld, of zelfs
gewijzigd.
Zeer
ernstig bezwaar kan worden gemaakt tegen het amalgaam dat het Hof van Beroep creëert,
door artikel 3 van de racismewet, te combineren met het artikel 1. Artikel 3
beteugelt het behoren tot een vereniging die discriminatie verkondigt. Artikel
1 viseert degene die aanzet tot discriminatie, haat of geweld. Verkondigen is
iets anders dan aanzetten tot haat. De vzw’s werden enkel op grond van artikel
3 vervolgd. Toch steunt het Gentse Hof van Beroep zijn ‘zogenaamd
zondebokmechanisme’ op aanzetting tot haat, terwijl de dagvaarding hen niet had
beticht van een inbreuk op artikel 1.
Het
Hof van Cassatie maakt korte metten met de bezwaren van de beklaagden. Het
decreteert dat haat of geweld wegens ras, afkomst etc. ‘gradaties van
discriminatie’ zijn. Gradaties van discriminatie? Volgens welke graadmeter? Of,
meer terzake doend, volgens welke wettekst? Artikel 1 van de antiracismewet
geeft een zeer uitgebreide definitie van discriminatie. Daarin komt de
uitdrukking ‘aanzetting tot haat of geweld’ niet voor. Dat er in de optiek van
de wetgever een duidelijk verschil bestaat tussen aanzetting tot haat, en
verkondigen van discriminatie blijkt uit de afzonderlijke vermelding van beide
handelwijzen, in de strafbepalingen van hetzelfde artikel 1.
De
theorie van het zogeheten zondebokmechanisme staat kennelijk nog niet helemaal
op punt. Het mechanisme, indien het al bestaat, is zelf ook niet echt efficiënt
gebleken. Indien het Vlaams Blok werkelijk systematisch en eenzijdig heeft
aangezet tot vreemdelingenhaat, dan is het in zijn opzet zelfs deerlijk
mislukt. Het zijn niet de Vlamingen geweest die van rassenhaat hebben blijk
gegeven. Het zijn in de afgelopen jaren vooral de ‘jongeren’ geweest, in
weldenkende kring ook bekend als ‘ kutmarokkaantjes’ die hun haat ten opzichte
van de autochtonen hebben gedemonstreerd, niet door middel van publicaties, maar
door ze te bespuwen, aan te vallen, te bestelen, en in elkaar te slaan. Het
zijn de fundamentalistische imams geweest die de haat tegen de ‘ongelovigen’
hebben aangewakkerd. Het zijn fanatieke moslims die, door een boek als ‘ De weg
van de moslim’ te verspreiden, aanzetten, niet enkel tot haat, maar tot moord
op homo’s die op bevel van Allah de barmhartige van terrassen moeten worden
gegooid. Het zijn de leden van de allochtone sportverenigingen, die de heer
Landuyt zo nauw aan het hart liggen, die met hun kreten ‘Hamas, Hamas, joden
aan het gas’ lucht geven aan hun racistische haatgevoelens.
De
Vlamingen houden zich gedeisd. Haten ze? Ze laten het in elk geval niet
blijken. Volgens een’ sociologische’ studie, in de kwaliteitskranten
gepubliceerd tijdens de verkiezingscampagne van 2003, zijn de kiezers van het
Vlaams Blok bange wezels, die zich nauwelijks op straat durven komen, behept
als ze zijn met een ‘subjectief gevoel van onveiligheid’.
EEN MULTICULTUREEL MANIFEST
Het
arrest van het Hof van Beroep heeft veel weg van een multicultureel manifest.
Enkele staaltjes:
1°’Vervolgens
wordt erop gewezen dat door de grote aanwezigheid van Turken en Marokkanen in
het onderwijs onze ‘eigenheid’ in het gedrang zou komen.’ So what? Hebben de
Gentse magistraten nog nooit van zwarte scholen gehoord? En wat is er mis met
eigenheid.? Het is een van die termen die door de politiek correcte
taalbezoedeling werd aangetast.
2°
‘De toestand van de vrouw in de Islam wordt hierbij duidelijk niet aangebracht
om de bevolking te informeren of om op enigerlei wijze op te komen voor de
toestand van de vrouwen in de islamwereld, doch wel enkel om het imago van de
‘allochtone medemens’ zoals deze spottend wordt genoemd, als onethisch en
barbaars te kunnen bestempelen en aldus bij te dragen tot de gevoerde
haatcampagne.’
Dit
is een commentaar bij een artikel in ‘t Blok in Aalst, over de verhouding
tussen echtgenoten in de moslimcultuur. Hierin worden alom bekende feiten
aangehaald: dat een man zijn vrouw mag slaan en verstoten. Dat een vrouw die
verkrachting aangeeft wordt opgesloten, etc. En ‘Niets kan de minachting voor
de vrouw beter illustreren dan de besnijdenis.” Volgt een beschrijving van dit
ritueel.
Onethisch
en barbaars, dat kan het Hof niet ontkennen. Het schrijft de steller van het
artikel wel de intentie toe haat op te wekken. Ligt het niet veel meer voor de
hand dat het zijn of haar bedoeling was te waarschuwen voor dergelijke
praktijken, ook hier te lande? De algemene consensus te vertolken dat ze
onaanvaardbaar zijn? Is het effect van dergelijke berichtgeving op de lezer
niet verontwaardiging én deernis met de slachtoffers? Is de waarschuwing
overbodig? Helemaal niet. Het is het streven van menige iman de sharia, de
islamitische wet, in te voeren in het westerse personenrecht. In Canada hebben
de moslims daartoe strekkende wetsvoorstellen gedaan.
Een
treffender commentaar bij deze kwestie leverde Mia Doornaert: ‘…het is ieders
volste recht om te zieden van verontwaardiging om meisjes en vrouwen die in de
naam van de islam worden gegeseld, gestenigd, opgehangen omdat ze een heel
klein stukje vrijheid opeisen of soms om redenen die slechts in de wildste
verbeelding van mannen bestaan. En het is ieders recht bezorgd te zijn om het
obscurantisme dat zo’n groot deel van de islamitische wereld in een toestand
van achterlijkheid gevangen houdt, en schrik te hebben dat het in onze
maatschappijen wordt geïmporteerd onder het mom van ‘respect voor de
culturen’.(De Standaard, 15 september 2004) 3° ‘t Blok in Aalst, een blad waar
het Hof niet genoeg kan van krijgen, schrijft: ‘Een groot deel van de
vreemdelingen voelt zich nog altijd in de eerste plaats Turk of Marokkaan, ook
al hebben ze een Belgisch paspoort. Ze blijven hier louter om economische
redenen.’ Commentaar van het Hof: ‘Met andere woorden enkel een financieel
profitariaat weerhoudt hen hier.’ Economische redenen worden vertaald als
financieel profitariaat. Straffen wordt een kwestie van vocabulaire. Alle
beetjes helpen wanneer men, om anderen van beeldvorming te betichten, zelf aan
beeldvorming doet. Weet het Hof misschien ook welke andere redenen een groot
deel van de vreemdelingen hier weerhouden? De gehechtheid aan de democratie
wellicht, en aan de scheiding van kerk en staat? De onvoorwaardelijke
verkleefdheid aan de rechten van de vrouw? De bewondering voor onze
kunstschatten?
4°
Het Hof poneert: ‘Deze uittreksels tonen aan dat ook anno 2000 door het Vlaams
Blok nog steeds onophoudelijk op de ‘vreemdelingenproblematiek’ wordt
teruggekomen.’ Deze zestien uittreksels tonen dat niet aan. Zij zijn uit
honderden publicaties geselecteerd om dat aan te tonen. (zie supra). Het
aankaarten van die problematiek is overigens niet strafbaar. Hier hanteert het
Hof het taboe, of zullen we zeggen de omerta, dat jarenlang de bespreking van
het vreemdelingenbeleid onmogelijk heeft gemaakt.
5°
Het Hof poneert’ In het vijfde uittreksel wordt het taalgebruik van de
‘allochtone’ jongeren (waarmede jongeren van vreemde herkomst; doch van
Belgische nationaliteit worden bedoeld), die met messen in autobuszetels kerven
of andere baldadigheden zouden plegen, gehekeld. Het geheel wordt sarcastisch
afgesloten met de zin: ‘Een echte verrijking, die Nouveaux Belges!’ Het Hof
werpt zich nog maar eens op als beschermer van de allochtoon. Laat zelfs
twijfel bestaan over wat ontelbare keren wordt vastgesteld: die met messen
‘zouden’ kerven. Wij vermoeden dat de magistraten zich nimmer per bus
verplaatsen. Enzovoort.
Door
onophoudelijk de termen haat, hatelijk, haatcampagne en haatgevoelens te
herhalen overtuigt het Hof in elk geval zichzelf, als door een mantra, dat de
aanklacht van aanzetten tot haat gegrond is. Soms worden citaten verkeerd
geïnterpreteerd. De redacteur van het veelgelezen blad ‘Het Vlaams Blok in
Erpe-Mere’ schrijft: ‘In plaats van meer integratie, kregen we echter steeds
meer vandalisme, meer criminaliteit, en meer drugs.’ Het Hof neemt het de
steller kwalijk ‘integratie te hebben geassocieerd aan ‘meer vandalisme, meer
criminaliteit en meer drugs.’ Dat is onjuist. Het is niet de integratie die geassocieerd
wordt met meer vandalisme etc., maar de mislukking van de integratie. Het Hof
beweert dat de vreemdelingen in het omstreden proza als ‘onintegreerbare
fanatiekelingen’ worden afgeschilderd, terwijl deze term nergens in de
besproken teksten voorkomt.
EEUWIGE EN ONAANTASTBARE RECHTEN
Wat
de tweede categorie geïncrimineerde teksten betreft, die aangehaald worden om
te bewijzen dat het Vlaams Blok discriminerende (wets-)voorstellen verdedigt
heeft het Hof van Gent zich ook weer een paar kunstgrepen veroorloofd.
Zo
verwijst het Hof naar het Oranje Boekje uit 1992, dat in de dagvaarding niet is
vermeld. De raadslieden van de vzw’ voerden in hun cassatiemiddelen aan dat het
Hof van Beroep zodoende twee rechtsbeginselen had geschonden. Een rechtbank
zich enkel kan uitspreken over feiten die door de dagvaarding aanhangig zijn
gemaakt, en mag geen gebruik maken van eigen vaststellingen buiten de
rechtspleging gedaan, en van feitelijke gegevens waarover de gedaagde partij
geen tegenspraak hebben kunnen voeren.
Het
Hof van Cassatie billijkte evenwel het procédé van het Hof van Beroep:
‘Overwegende dat de rechter die oordeelt op grond van de neergelegde
stavingsstukken, niet oordeelt op grond van eigen vaststellingen die buiten de
rechtspleging zijn gedaan.”
Waarom
heeft de beroepsrechter dan die eigen vaststellingen, bv. zijn lectuur van het
Oranje Boekje, in zijn arrest vermeld?
Benevens
de uittreksels uit lokale publicaties wendt het Hof het politiek programma,
zoals vervat in het zeventig puntenplan van 1996, als bewijsmateriaal aan.
Aangezien de beklaagden slechts vervolgd worden voor misdrijven gepleegd vanaf
2 juli 1999, de dag waarop artikel 5 van het strafwetboek over de strafbaarheid
van rechtspersonen weer van kracht werd, tot 29 januari 2001, dag van de
dagvaarding, lijkt het logisch enkel bewijsmateriaal uit deze periode te
hanteren. Zeker nu algemeen is bekend dat het Vlaams Blok een aantal van haar
standpunten sedertdien heeft gewijzigd of bijgesteld. Het Hof van Cassatie
heeft dit argument verworpen, aan de hand van het – klaarblijkelijk fictieve –
onderscheid tussen het Vlaams Blok en de vzw’s, die tijdens de debatten uit het
oog waren verdwenen, maar nu voor de gelegenheid weer uit de coulissen te
voorschijn worden gehaald.
De
vzw ‘s behoren tot de vereniging die verkondigt, dat is hun vergrijp, en
wanneer die vereniging heeft verkondigd heeft geen belang. Dit terzijde. De
kern van de zaak is dat het Hof van Beroep zich op politiek terrein begeeft.
Het veroordeelt het programma van een politieke partij. En het verbiedt het
houden, in het openbaar, van ‘een pleidooi voor een discriminerende
wetswijziging’. Tal van wetten voeren nochtans een onderscheid tussen bepaalde
categorieën van burgers in. Hun rechten kunnen gewijzigd worden, ook in een ongunstige
zin. Maar de allochtoon beschikt, indien men de vroede magistraten van Gent
goed heeft begrepen, over eeuwige en onaantastbare rechten! En geen partij mag
kiezers werven voor haar voorstel die rechten te wijzigen. De Moslimexecutieve
afschaffen, zoals SPA senator Bousakla voorstelt, zou dus neerkomen op een
schending van de antiracismewet? Aan de snel-Belgwet, waarvan Stevaert
voorzichtig de ‘evaluatie’ bepleit, mag niet getornd worden? De verplichting
tot inburgering mag niet worden ingevoerd? Het staat, in een democratie, elke
partij vrij de wetsvoorstellen in te dienen, die zij nuttig acht met het oog op
een efficiënt beleid. De bevoegdheid om deze voorstellen te verwerpen, is het
exclusieve voorrecht van het Parlement. Hieraan tornen is een schending van een
van de pijlers van de democratie, de scheiding van de machten. Als de oppositie
haar mond moet houden, kan men het Parlement beter afschaffen.
Overigens,
en dit in ondergeschikte orde, stelt men vast dat in buurlanden zoals Nederland
een aantal maatregelen, die ook door het Vlaams Blok worden aangeprezen, worden
toegepast of overwogen. In verband met het terugkeerbeleid, dat het Vlaams Blok
propageert met de slogan’ aanpassen of terugkeren’, de grote doorn in het oog
van het Hof, kunnen wij volstaan met een uitspraak van de Amsterdamse wethouder
Aboutaleb : ‘Voor mensen die de gezamenlijke kernwaarden niet delen is er geen
plaats in een open samenleving.’ Wat het verkondigen van uitsluiting betreft,
stelt men vast dat de Nederlandse regering plannen ontvouwt om migranten de
eerste tien jaar uit te sluiten van deelname aan de verzorgingsstaat.
In
eigen land is de politiek na de aardschok van 13 juni 2004 uit de
multiculturele droom ontwaakt. Men ziet plotseling de problemen, die men altijd
ontkend of verdoezeld heeft. Men suggereert behoedzaam oplossingen die sporen
met wat het Vlaams Blok al jaren ‘verkondigt’: een restrictief beleid.
Marc
van Peel, die onlangs nog vaststelde dat er gedurende dertig jaar geen
vreemdelingenbeleid was gevoerd (was dat maar waar! cfr snel-Belgwet,
migrantenstemrecht etc) durft het volgende te opperen: ‘Het zijn nu illegalen
die Noord-Antwerpen overspoelen. Wat we nodig hebben is een inkomensdrempel.’
Bob Cools, die in tegenstelling tot zijn partijgenoten nooit een blad voor de
mond heeft genomen, schetst de toestand in Antwerpen-Noord: ‘ Problemen als
sluikstorten, huisjesmelkerij, criminaliteit, drugsmisbruik en prostitutie
vergallen het woonklimaat.’ In progressieve kring denkt me nu eensklaps na over
de noodzaak van een veiligheidsbeleid waar het Vlaams Blok sedert jaar en dag
op aandringt: ‘Dat is er vandaag nog niet, omdat nog steeds zowat iedere
politicus kippenvel krijgt als het woord wordt uitgesproken, bang als hij is
door de links-intellectuele eigenaars van het grote marxistische gelijk als
rechtse zak te worden uitgekreten.’ (Jos Bouveroux in het boekenkatern van De
Morgen, 10 november 2004) Minister van Inburgering Marino Keulen: ‘De
integratiesector is er te veel op gericht om mensen de weg naar het OCMW te wijzen..
(…) Vijftien jaar lang hebben we niets durven doen omdat je ofwel een
naïeveling was, ofwel een crypto-Blokker.’ De minister heeft ook ontdekt dat in
een stad als Beringen alle sociale woningen naar allochtonen gingen, terwijl
alleenstaanden en bejaarden uit de boot vielen. Mieke Vogels constateert tot
haar ontsteltenis dat de gezinshereniging misbruikt wordt. Allochtone
grootouders worden overgevlogen en na een paar maanden bij het OCMW afgeleverd.
Het Vlaams Blok fulmineert al jaren tegen de misbruiken van de gezinshereniging
en in de sociale sector is iedereen ervan op de hoogte. Vogels was gedurende
drie en een half jaar Vlaams minister voor Gelijke Kansen. Ze vertoonde zich
wel eens, getooid met een hoofddoek. En ze liet een studie maken over die
grootouders. Er was niets aan de hand, zo bleek.. Begrijpelijk toch dat
kinderen hun ouders laten overkomen om ze te laten genieten van een goede
gezondheidszorg. ‘We moeten ophouden te zwijgen over dat soort problemen,’ zegt
ze nu, haar stem verheffend in het rouwende koor van degenen die op 13 juni van
het politiek correcte paard zijn gebliksemd.
DE VRIJE MENINGSUITING
De
vrije meningsuiting, annex het recht op vrije vergadering en vereniging, is het
tweede democratische grondbeginsel dat door de veroordeling van het Vlaams Blok
werd geschonden. Met deze vrijheden staat of valt de democratische rechtsorde.
Zij kunnen derhalve slechts beperkt worden om zwaarwichtige redenen.
Het
Hof van Beroep van Gent erkent dat er aan de vrijheid van meningsuiting niet
mag getornd worden, indien er geen ‘dwingende noodzaak’ bestaat. Om die
‘dwingende noodzaak aan te tonen verwijst het Hof naar de parlementaire
voorbereidingen van de wet van 30 juli 1981. Daar werd gewezen op ‘het
toenemend gevaar van racisme’. De cijfers die mevrouw Onkelinx in1999
bekendmaakte (zie supra) bewijzen dat het gevaar eerder denkbeeldig was.
Is de
inbreuk tegen artikel 3 van de racismewet zo zwaarwichtig? Deze bepaling stelt
geen daden van discriminatie of segregatie strafbaar, enkel meningen. Het
straft niet eens degene die de mening verkondigt, enkel zijn medewerkers. En
zijn uitwerking is twijfelachtig. Sottiaux en Vrielinck merken op: ‘Indien een
strafrechtelijk verbond op discriminatie en racistische uitingen niet werkelijk
bijdraagt tot meer gelijkheid en minder racisme, weegt het belang van de
vrijheid van mening door en moet van penale repressie worden afgezien. Het is
immers lang niet zeker of de bestraffing van meningen leidt tot de uitroeiing
van het onderliggende gedachtegoed.’ Deze auteurs gaan verder: ‘Het verbieden
van meningsuitingen is niet meer dan symptoombestrijding. Het leidt daarenboven
de aandacht af van de sociale oorzaken van gevoelens zoals vreemdelingenhaat.’
Hoe
denkt de minister van Justitie, mevrouw Onkelinx, over de vrijheid van
meningsuiting? In de Kamer werd zij geïnterpelleerd naar aanleiding van de
verschijning in de boekhandel van twee boeken, de Gids voor islamitische
opvoeding en De weg van de moslim. In het eerste wordt aangezet tot het mishandelen van kinderen die
niet willen bidden. De straf voor overspel, zo leert deze opvoedende
publicatie, is steniging, tenzij men getrouwd is. Dan volstaan honderd
zweepslagen. Deze teksten kan men, zonder veel spitsvondigheid aan de dag te
leggen, interpreteren als aanzetting tot mishandeling en moord. Het tweede boek
heeft veel ophef veroorzaakt, vanwege de aanbeveling homo’s met het hoofd naar
beneden van terrassen te gooien. Het zet tevens aan tot het voeren van de
heilige oorlog. Moeten dergelijke boeken niet verboden worden?
Mevrouw
Onkelinx repliceert: ‘Gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens is de vrijheid van meningsuiting, zoals vermeld in artikel
10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
Vrijheden, een absolute vrijheid, waarop alleen restrictief geïnterpreteerde
uitzonderingen mogelijk zijn.’ Zij ziet geen aanleiding om de werken te
verbieden, of vervolgingen in te stellen. Dat is een juiste beslissing. De
auteur van De weg van de moslim heeft het recht zijn ideeën, hoe
verwerpelijk ook, kenbaar te maken. A fortiori heeft het Vlaams Blok het recht
om zijn veel minder verwerpelijke, zij het in grove, sarcastische of
choquerende taal gestelde, polemische geschriften te verspreiden.
CONCLUSIES
Het proces
tegen het Vlaams Blok was een politiek proces.
Het
artikel 3 van de wet van 30 juli 1981 schendt het beginsel van de vrijheid van
meningsuiting.
Het
arrest is niet gemotiveerd in rechte. Het veroordeelt de beklaagden op
grond van artikel 1 van de Racismewet, dat aanzetting tot haat beteugelt,
terwijl de beklaagden gedaagd werden op grond van artikel 3, dat medewerking
aan de verkondiging van discriminatie bestraft.
Het
arrest is niet gemotiveerd ten gronde daar het noch de intentie – het
opzettelijk aanzetten tot haat – noch het schadelijk effect van het vermeende
misdrijf aantoont.