donderdag 8 oktober 2009

Het Brinckmannetje vindt steun bij de Wetenschap!

.
De Standaard, donderdag 8 oktober 2009, pp. 4-5
[met toegevoegd enkele kleurtjes van MVF]

De tweede lezing van de stembusgang

Op de avond van de verkiezingen zijn partijen, politici en journalisten soms erg snel met hun interpretaties. Dat valt te begrijpen, het moet allemaal gezwind gaan. Tijd voor reflectie is er nauwelijks. En zeker voor de overwinnaar is het makkelijk om een aantal redenen voor de winst op te lijsten. Wie zal hem tegenspreken?
Een conglomeraat van Belgische universiteiten stelde gisteren een eerste postelectoraal onderzoek van de jongste regionale verkiezingen voor. Dat bracht enkele opmerkelijke verrassingen. ‘Vandaag kunnen we een antwoord geven op een aantal vragen die in de eerste interpretatie van de verkiezingsuitslag snel opdoken en niet noodzakelijk het juiste antwoord kregen', zei professor Kris Deschouwer (VUB), een van de onderzoekers. Hij hekelde daarmee de snelle lezing van uitslag op de verkiezingsdag zelf. Die stroken niet altijd met de werkelijkheid.

Bart Brinckman

Postelectorale verrassingen


Communautaire motieven speelden bij de jongste verkiezingen nauwelijks een rol.
De onderzoekers vroegen de kiezers uit de steekproef tot drie keer om hun stemgedrag te motiveren. Dat gebeurde zowel met een open vraag als met een lijst van mogelijke thema's. In Vlaanderen wordt gemakshalve aangenomen dat het communautaire een belangrijke drijfveer is, zeker bij de jongste verkiezingen. Empirisch onderzoek spreekt dat tegen. Gemiddeld laat slechts 8,1 procent van de Vlaamse kiezers zich door de staatshervorming leiden, in Wallonië is dat nauwelijks 4,6 procent. Wel begeestert het thema haast een kwart van de N-VA-kiezers (zie tabel).

De belangrijkste motivators op 7 juni waren de internationale crisis en de sociale zekerheid.
[...]

'Federaal onderzoek'
De Interuniversitaire Attractiepool Partirep (voluit Participation and representation in modern democracies) verbindt onder meer de universiteiten van Brussel (VUB en ULB), Leuven en Antwerpen. Deze samenwerking, gefinancierd met federaal geld, laat de universiteiten toe om dit peperdure verkiezingsonderzoek te voeren. Bekende namen aan Vlaamse kant zijn Kris Deschouwer, Marc Hooghe en Stefaan Walgrave.
Het onderzoek omvatte drie vraagrondes in Vlaanderen en Wallonië, één face-to-face (februari-eind mei) en twee telefonisch (begin juni, na de verkiezingen). De verkiezingen vonden op 7 juni plaats. Aanvankelijk namen 2.331 respondenten deel aan het onderzoek, dat aantal kalfde af tot 1.698.

De voorgestelde resultaten zijn slecht[s] een eerste greep.
.

Geen opmerkingen: